Nederlandse-gedichten

Dromen van de hemel,
is reizend naar dat land.
In het onderbewuste,
reikt God aan jou Zijn hand.
Die je dan op zal trekken,
naar waar Hij eeuwig woont,
En je een blik verschaffen.
die je de hemel toont.

Dromen van de hemel,
is luisteren naar het koor.
Van engelen die zingen,
de weidse ruimte door.
Het licht van 's hemelszalen,
sprankelt er om je heen.
En laat aan je verhalen,
je bent daar nooit alleen.

Dromen van de hemel,
dat is een Gods geschenk.
Wat God aan je laat weten,
door deze liefdewenk.
Met voeten weer op d' aarde,
weet je nu wat je wacht,
Wat God aan hemelwaarde,
ook jou heeft toebedacht.
Justus A. van Tricht


Ga niet aan Mijn woord voorbij,
leef niet voort gelijk een blinde.
Wees niet doof en hoor naar Mij,
daarin schuilt je welbevinden.
Open ogen, oor en hart,
met Mijn zegen zal Ik komen.
Alles wat daarin verwart,
wordt in liefde weggenomen.

Ga niet aan Mijn woord voorbij,
mensenkind wat Ik doe spreken.
Ik heb je lief je hoort bij Mij,
ondanks zonden en gebreken.
Ik laat je niet verloren gaan,
in een wereld vol van zonden.
Liefdevol zie Ik je aan,
Vader heeft Mij je gezonden.

Ga niet aan Mijn woord voorbij,
ook voor jou gaf Ik Mijn leven.
Al je zonden zijn door Mij,
weggedragen en vergeven.
Ik wil de Goede Herder zijn,
waar je veilig bent geborgen.
Die in moeiten angst en pijn,
je omringt met al Mijn zorgen.

Ga niet aan Mijn woord voorbij,
luister naar wat Ik wil zeggen.
't Licht in 't leven komt van Mij,
dat Ik in je hart wil leggen.
Wacht niet langer, grijp Mijn hand,
dan zal Ik je voort geleiden.
Om te komen in het land,
van het eeuwige verblijden.
Justus A. van Tricht


Leer ons Uw woorden Heer verstaan,
die U gesproken heeft.
En daar ons hart voor opengaan,
opdat het in ons leeft.

Geef dat Uw woord in ons gezaaid,
tot wasdom komen zal.
En eens de vrucht door U vergaard,
gerijpt in groot getal.

Laat door dit woord tot ons gebracht.
al 't duister gaan voorbij.
Opdat geen ontij meer en nacht,
er voor onz' ogen zij.

Licht met Uw woord ons leven bij,
op 't pad met U te gaan.
Waarop het ons tot richtsnoer zij,
naar 't hemelse bestaan.

Uw woord van liefde en van trouw,
blijft altijd voortbestaan.
De rots waarop het geloofsgebouw,
onwankelbaar blijft staan.

Melodie L.v.d.K 218
Justus A. van Tricht

Het mooiste moet nog komen,
het beste wat ons wacht.
Waarvan wij hoopvol dromen,,
aan 't einde van de nacht.
Wanneer de eeuw'ge morgen,
blinkend voor 't oog verrijst.
Om in Gods liefd' geborgen,
ziend wat Hij ons bereid.

In lichtglans zal verschijnen,
de rijkdom van Gods rijk.
Dan geeft God aan de Zijnen,
van Zijn beloften blijk.
Van vreugd', zullen wij zingen,
de Godsstad in doen gaan.
Waar Gods beloofde dingen,
voor 't oog ons zullen staan.
Justus A. van Tricht

Het licht weeft met ontelb're draden,
om ons haar warme gouden kleed.
Dat God in liefde uit laat spreiden,
waarmee Hij zelf ook is bekleed.
Het wordt zorgvuldig uitgedragen,
geweven in een pracht patroon.
Kleurrijk omlijstend onze dagen,
oneindig breed en wonderschoon.

Niets is wat 't licht kan evenaren,
niets wat haar schoonheid overstijgt.
Dit is het licht door God geschonken,
en voor ons oog haar draden rijgt.
In dit licht leren wij de woorden,
die tot ons klinken blij verstaan.
Dit licht bindt ons met liefdekoorden,
van God die blijven voortbestaan.

Gods licht dat over ons komt stralen,
in zuiverheid als goud zo puur.
Blijft met haar gloed ons hart verwarmen,
en nodigt uit tot avontuur.
Dit licht kan harten samenbinden,
waarin de liefd' zich openbaart.
Dit licht maakt mensen tot beminden,
die door Gods licht Zijn aangeraakt.
Justus A. van Tricht

Heer maak mijn wezen transparant,
laat m' als 't kristal doorzichtig wezen.
Een sierraad in Uw rechterhand,
waarvan de waarde is af te lezen.
Laat door mij heen de liefde vonken,
de heldere schitter van haar licht.
Laat Heer de klank die heeft geklonken,
de zuivere toon zijn, Gods gericht.
Justus A. van Tricht

Soms lijkt de hemel toegesloten,
en is 't alsof God je niet hoort.
Je tot Hem zendt je smeekgebeden,
wachtend bent op Gods wederwoord.
Wanneer je in eenzame nachten,
Hem aanroept in je diepe nood.
Naar 't antwoord uitziet en blijft smachten,
totdat Zijn stem je uitkomst bood.

God lijkt dan ver weg en afwezig,
wanneer je stem in 't duister klinkt.
Misschien met andere dingen bezig,
waardoor je roepstem niet doordringt.
Maar nee, God doet je stem wel horen,
die tot Hem van de aarde gaat.
Je roepstem gaat niet echt verloren,
waar 't hemelvenster open staat.

God zal nooit 't hemelvenster sluiten,
want dat blijft altijd openstaan.
Weet elk gebed blijft langs haar ruiten,
de hemel daar door binnengaan.
Tot het moment dat God laat weten,
dat wat je uitsprak is verhoord.
En blijkt Hij is je niet vergeten,
maar heeft je smeekgebed gehoord.
Justus A. van Tricht

Gij zult mijn geest op handen dragen,
Gij schenkt hem vleug'len in de wind.
Gij voert hem tot Uw grootste hoogten,
waar zich Uw eeuwigheid bevindt.
Los van de stoffelijke dingen,
opstijgend tot het eeuwig licht.
Zal mij de rijkdom Gods omringen,
een feestmaal voor mij aangericht.

In 's hemels zalen zal 'k verblijven,
haar gouden poorten binnengaan.
Om door het gouden licht gezegend,
zingende voor Gods troon te staan.
Zijn engelen zullen mij geleiden,
de woning wijzend mij bereid.
Om gaand in 't licht van Gods bevrijden,
te leven tot in eeuwigheid.
Justus A. van Tricht


Is jouw leven in balans,
ben jij in evenwicht?
Draag je in je hart de krans,
van Gods liefdelicht?

Straalt de liefd' van je gelaat,
spreek je die ook uit?
Schenk je met een volle maat,
ook de liefde uit?

Staat jouw leven in het licht,
van Gods levend woord?
Ben je daar steeds op gericht,
heb je 't wel gehoord?

Of ben jij nog steeds op zoek,
hopend op geluk?
Zit je leven in de hoek,
van moeiten zorg en druk?

Zoek je evenwicht, balans,
leg je hart dan neer.
Voor God die je biedt de kans,
levend in blijde sfeer.
Justus A. van Tricht


Kostbaar is het leven,
rijkdom die God geeft.
Adem ons gegeven,
waar de mens door leeft.

Kostbaar zijn de uren,
dagen en de tijd.
Alles doet God sturen,
liefd'vol toegewijd.

Kostbaar zijn de gaven,
die God aan ons schenkt.
Die Zijn woord doet staven,
ons in liefd' gedenkt.
Justus A. van Tricht

Eens zullen w' overwinnaars zijn,
volbracht is, d' aardse strijd gestreden.
En alle moeiten alle pijn,
voorgoed behoren tot 't verleden.
Als zonde en ziekt' niet meer bestaan,
en al het kwade is verdreven.
Met Christus 't Godsrijk binnengaan,
daar waar ons wacht het eeuwig leven.

Eens zullen w' overwinnaars zijn,
die gelovig hebben stand gehouden.
Wetend dat wij Gods kinderen zijn,
die Hij aan Christus toevertrouwde.
Die dag zal d' overwinningsvaan,
door Christus worden opgeheven.
Uit mond en hart zal dan voortaan,
ons loflied worden aangeheven.
Justus A. van Tricht

Wees maar niet bang, waar zou je kind voor vrezen.
Ik heb je immers stevig bij de hand gevat.
Er hoeft geen angst kind in je hart te wezen.
Zelfs niet als 't donker is soms op je levenspad.
Ook dan kind is je vrezen overbodig.
Je weet toch dat Ik altijd met je ga.
Ik zeg je kind je angst is echt niet nodig.
Je bent mij dierbaar en staat Mij zeer na.

Ik breng de rust, de vrede in jouw leven.
Als 't donker is Mijn kind dan kom ik met Mijn licht.
Dat zal je helder stralend steeds omgeven.
Houdt er je ogen kind maar telkens op gericht.
Mijn kind, Ik schenk je graag een hart vol vreugde.
Waar vrede heerst, de angst is uitgeband.
Om blij te zijn waarmee Ik je verheugde.
Met al de milde gaven uit Mijn hand.
Justus A. van Tricht

Geen mens is er ooit terug gekomen,
om te vertellen hoe 't er is.
Waarvan men enkel maar kan dromen,
van 't geen wat er hierboven is.
Het blijft daarom voor ons maar gissen,
hoe 't in de hemel eens zal zijn.
Gods woord laat wel ons vergewissen,
in 't hemelrijk daar is het fijn.

Wat zullen onze ogen schouwen,
als eens voor ons het uur aanbreekt.
Om heen te gaan in vol vertrouwen,
en Jezus ons Zijn hand toesteekt.
Om op de reis ons te geleiden,
die voert ons naar het hemels land.
Het binnentredend in verblijden,
waar 't eeuwig zonlicht voor ons brandt?

't Zal zeker onze ziel verblijden,
en ons verrast, verbaast laat zijn.
Wanneer het licht naar alle zijden,
zal overstralen met haar schijn.
Die zekerheid is ons gegeven,
als wij Gods heerlijkheden zien,
Waarmee de hemel is omgeven,
die nooit een mens ooit heeft gezien.

Wie achterblijven op de aarde,
daarvan vraagt God nog hun geduld.
Tot ook aan hen de hemelwaarden,
in volle glorie wordt onthult.
Als Jezus eens zal wederkomen,
de hemel op de aarde daalt.
En onze dromen uitlaat komen,
dat van het Goddelijk heil verhaalt.
Justus A. van Tricht


Een wereld van verstoorde dromen,
een wereld vol verstoord geluk.
Waaraan geen mens echt kan ontkomen,
een wereld onder zware druk.

Een wereld vol geweld en pijn,
waar nog geen vrede wordt gevonden.
Een wereld zwaar belast met zonden,
die nu nog durende zal zijn.

Een wereld vol van donkere nachten,
een wereld waar men 't recht verkracht.
Een wereld die op 't heil doet wachten,
waar 't licht van God wordt ingebracht.

Een wereld, waarin mensen hopen,
een wereld waar toch eens 't geluk.
Van echte vree zal overlopen,
en nooit meer kennend smart en druk.
Justus A. van Tricht

Er is heel wat aan Kerstmis mis,
steeds meer wordt 't Christuskind verdrongen.
Kerst is reeds lang niet meer wat 't is,
maar kerstliederen nog wel gezongen.
Het is de kerstman die het wint,
met al zijn commerciële doelen.
Terwijl ik mij meer bij Het Kind,
van Bethlehem thuis wil voelen.

Ik erger mij zo aan de sfeer,
die met de Kerst niets heeft te maken.
Wie knielt er nog voor Jezus neer,
om stil Zijn handen aan te raken?
't Zijn niet de slingers en de boom,
't zijn niet de kaarsen, 't lekker eten.
Ik heb nog steeds diezelfde droom,
die mij van 't Christuskind laat weten.

Want Kerstmis vier je in je hart,
om dankbaar voor Het Kind te zingen.
De kerstman die mag voor mijn part,
met slee en al in 't water springen.
Ik heb het niet zo op die man,
in 't rood gekleed met witte randen.
Ik weet ook dat het anders kan,
en leg mijn hart in Jezus handen.

Kerst kan veel soberder gevierd,
en met een meer intens beleven.
Met minder glitter opgesierd,
verblijdt om 't Kind dat God deed geven.
Er is zoveel met Kerst-mis mis,
en met Het Kind niets heeft te maken.
Dat ik elk jaar opnieuw beslis,
er maar weer 't beste van te maken.
Justus A. van Tricht

God komt de wereld eens verlossen,
reddend de mensheid uit haar nood.
Een nieuwe schepping zal Hij maken,
ontdaan van ziekten zorg en dood.
Eens zal de grote dag verschijnen,
als opklinkt het bazuingeschal.
Waarop God roepen zal de zijnen,
die Hij rond zich verzamelen zal.

Dat zal een dag van vreugde wezen,
als d' hemel op de aarde daalt.
Haar gouden glanzen ons omringen,
met licht dat blij ons overstraalt.
God zal Zijn koninkrijk dan stichten,
vestigt Zijn heerschappij alom.
Dan toont Hij ons de vergezichten,
waar hemelvrede heerst rondom.

Wij die de wederkomst verwachten,
van Jezus Zijn geliefde Zoon.
Onze verlosser en bevrijder,
overwinnaar met machtsvertoon.
Die onze zonden heeft gedragen,
de dood verslagen heeft met macht.
Hem wordt door ons ten eeuw'ge dagen,
de lof en eer zingend gebracht.

Hij zal ons tot de troon geleiden,
waar God de Vader op ons wacht.
Die elk het erfdeel dan zal geven,
de schat zijn kinderen toebedacht.
De eeuw'ge vreugd zal ons vervullen,
geen donkere nacht zal er meer zijn.
Maar 't eeuwig licht zal ons omhullen,
en steeds verblijden met haar schijn.

Melodie Lv.d.K 390
Justus A. van Tricht

Genageld aan het kruis,
werd ik met valse woorden.
Met pijlen van venijn,
die scherp mijn hart doorboorden.
Door geseling van de zweep,
zoals de tong kan wezen.
Die hart en ziel toekneep,
de slagen mij bewezen.

Mijn hart kromp fel ineen,
ik besef wat Jezus voelde.
Aan 't kruis daar zo alleen,
en wat de Heer bedoelde.
Te schande zoals Hij,
onderga ik het lijden.
De felle pijn in mij.
hunkerend naar mijn bevrijden.

Maar Christus hield mij voor,
mijn kruisweg te aanvaarden.
Hem volgend in Zijn spoor
gaande op deze aarde.
Ik doe mijn andere wang,
mijn vijanden toekeren.
Want 'k weet dat ik ontvang,
kracht, licht uit hoger sferen.

Mijn kruis is kinderspel,
bij wat mijn Heer moest lijden.
Om gaande door de hel,
eens komend tot bevrijden.
Niets wat mijn hart weerhoudt,
om Jezus na te volgen,
De weg van mijn behoud,
gaat langs pijn en vervolgen.

Ik draag mijn kruis met ere,
hoe zwaar de last ook is.
Want ik mocht van Hem leren,
weg tot vergiffenis.
Die weg naar liefde opent,
naar heling en herstel.
Eens d' hemel binnenlopend,
onttrokken aan de hel.
Justus A. van Tricht


Wij hongeren naar gerechtigheid,
maar zijn wij ook als mens bereid,
om 't onrecht te doen stuiten.
En niet te wachten totdat God,
daartoe eens zal besluiten.

God gaf aan ons 't beloofde woord,
dat onrecht stoppen zal, gehoord,
maar elk moet haar bestrijden.
Hij gaat dan in de stilte voort,
om 't ons voor te bereiden.

Eens komt voor ons de blijde dag,
dat ieder met een vreugdelach,
het onrecht ziet verdwijnen.
Als vrede en gerechtigheid,
voor ons zullen verschijnen.
Justus A. van Tricht

De hemel wordt eens Gods verrassing
die Hij voor ons in petto heeft.
En voor 't begraven of verassing,
aan onze ziel het leven geeft.
Die zal het lichaam eens verlaten,
dat eens tot stof en as weerkeert.
Genodigd tot Gods vreugdestaten,
naar 't Vaderhuis weer teruggekeerd.

Wij hoeven voor de dood niet vrezen,
na 't sterven immers wacht ons 't licht.
Wij zullen als een heem'ling wezen,
blij levend voor Gods aangezicht.
't Zal anders zijn dan hier op aarde,
al wordt hoe 't zijn zal niet vermeld.
Maar wel heeft God de vreugd en waarden,
in 't blij vooruitzicht ons gesteld.

Een paradijs moet het daar wezen,
een heerlijk land met grootse pracht.
Waar ons het heil wordt toegewezen,
glansrijk zoals door God bedacht.
Wij mogen hier alreeds verlangen,
naar 't heil dat eenmaal komen gaat.
Omdat uit Gods hand te ontvangen,
als men de aarde eens verlaat.

Want wie wij zijn gaat niet verloren,
identiteit die blijft bestaan.
God maakt ons allen als herboren,
wanneer wij voor Hem zullen staan.
Vernieuwde mens zal Hij ons maken,
een nieuwe schepping door Zijn hand.
Wanneer Zijn licht ons aan zal raken,
gekomen in het morgenland.
Justus A. van Tricht


Uit diepten naar omhoog getild,
ben ik weer naar het licht gedragen.
God heeft mijn moeiten, nood gestild,
toen ik Hem om Zijn hulp deed vragen.

Uit diepten naar omhoog getild,
ben ik geplaatst op nieuwe wegen.
God schonk in goedheid trouw zo mild,
mij daarop weer opnieuw zijn zegen.

Uit diepten naar omhoog getild,
ervoer ik weer Gods sterke handen.
In mijn gebed voor Hem verstild,
voel ik met Hem mijn nauwste banden.

Uit diepten naar omhoog getild,
toont God mij steeds weer vergezichten.
Waarop mijn ogen blij gewild,
naar boven naar de Godsstad richten.
Justus A. van Tricht