Nederlandse-gedichten

De laatste uren en seconden
glijden gestaag naar twaalven voort.
Nog met het oude jaar verbonden
totdat de klokslag wordt gehoord.
Die ’t nieuwe jaar weer in zal luiden
een schone bladzij die ons wacht.
Ons op de nieuwe dag zal duiden
om twaalf uren in de nacht.

Het vuurwerk zal weer luidde knallen
en schitteren diep in de nacht.
Wat wordt er dan weer door ons allen
in ‘t komend nieuwe jaar verwacht.
Brengt het ons waar wij naar verlangen
vervult het ieders hart met geloof.
Om zegening van God ’t ontvangen
of zijn wij voor Zijn woorden doof.

Wordt het een jaar van rust en vrede
brengen de dagen ons ’t geluk.
Deelt soms het nieuwsbericht ons mede
een tijd van onrust en van druk.
De toekomst ligt in ’s Heren handen
Hij overziet steeds uur en tijd.
Zijn handen sturen de verbanden
en zijn het die de toekomst leidt.

God drukt Zijn stempel op de tijden
en regelt zoals het moet gaan.
Die tijden zijn niet te vermijden
en moet een ieder ondergaan.
Tot op die dag Gods klok zal luiden
en die zijn twaalf slagen slaat.
Die op de eeuwige toekomst duiden
pas dan voor ons beginnen gaat.

Eenmaal zal de dag aanbreken,
die ons Gods verlossing brengt.
Als de laatste nacht geweken,
't blijde morgenlicht ons wenkt.
En het licht door d' hemeldeuren,
d' aarde en ons wezen raakt.
Wolken dan uiteen zal scheuren,
en die dag tot vreugde maakt.

Christus komend op de wolken,
daalt dan op de aarde neer.
Koning over alle volken,
zij erkennen Hem als Heer.
't Nieuw Jeruzalem zal komen,
dat voorgoed gevestigd wordt.
Als met rijke zegen stromen,
't eeuwig heil wordt uitgestort.

Op die dag blijven wij hopen,
en Gods woorden zijn vervuld.
Wij de Godsstad binnen lopen,
in het witte kleed gehuld.
Om het eeuwig feest te vieren,
blij omringd door feestgeklank.
Zingend blij bij harp en lieren,
brengend God de eer en dank.

Justus A. van Tricht

De aarde juicht met blijde galmen,
de schepping zingt Gods grootheid uit.
Ja al wat leeft mengt zich in koren,
tot God met vreugdevol geluid.
De narcissen met hun trompetten,
al wat er bloeit vermeldt Gods eer.
Niets kan hun grote vreugd beletten,
hun loflied herhaalt zich steeds weer.
 
De schepping toont ons al haar weelde,
die onze ogen, harten raakt.
En elk seizoen weer blijft verbazen,
hoe schoon God alles heeft gemaakt.
De schitterende groene velden,
divers in al hun bloemenpracht.
De watervallen die ons melden,
hun imposante waterkracht.
 
In grote en in kleine dingen,
zien wij de hand van God steeds terug.
De krekels zingend in de zomer,
d' aanwezigheid van mier en mug.
De groene kikkers in het water,
met hun bekende kwaakconcert.
Staand bij het zachte beek geklater,
in 't bos het drinken van een hert.
 
Laat ons dan met de schepping juichen,
tesaam met alles wat er leeft.
Terneder knielen en ons buigen,
voor Hem die aan ons ’t leven geeft.
Laat lof en dank ten hemel klinken,
steeds weer om al die schone pracht.
Die wij rondom ons heen zien blinken,
en door Gods woord tot stand gebracht.

Justus A. van Tricht

Kom ons bevrijden van het lijden,
kom ons bevrijden van de smart.
Van zond en kwaad aan alle zijden,
in deze wereld kil en hard.
Zie Heer toch om in ons benauwen,
en stel Uw komst niet langer uit.
Laat ons de heerlijkheid aanschouwen,
volvoer Uw plan Heer, Uw besluit.

Heer schenk ons kracht 't kwaad te bestrijden,
wees in de bittere strijd ons schild.
Wij wachten hopend op bevrijden,
door U uit moeiten opgetild.
Kom Heer dan met Uw legerscharen,
bij machte zijn 't kwaad te verslaan.
Laat ons hun grote macht ontwaren.
als zij in hun slagorde staan.

Wij weten U zult overwinnen,
er is geen macht die U weerstaat.
De grote strijd moet nog beginnen,
Uw legermacht Heer is paraat.
Het boze kwaad zal gaan verliezen,
zal delven Heer het onderspit.
Want voor de vlucht zal 't boze kiezen,
na strijd waar nederlaag in zit.

Justus A. van Tricht

Zij liggen in rijen in stilte te wachten,
hun rustplaats door marmeren stenen gedekt.
Tot eenmaal voor hen de dag aan zal breken,
als God uit de graven de doden opwekt.
Zijn woord zal de marmeren dekplaat verbreken,
die dan al de graven open laat gaan.
Als d' engelen die dag hun bazuinen opsteken,
roept Hij de ontslapenen elk bij hun naam.

Dan worden families en vrienden herenigd,
krijgt elk een nieuw lichaam dat nooit meer vergaat.
De kinderen des Heren zij worden verzameld,
door Christus de Heiland die nimmer verlaat.
Met Hem mogen zij dan het Godsrijk betreden,
waarvoor Hij voor hen de weg heeft gebaand.
Want Hij heeft voor allen aan 't kruishout geleden,
zij zullen naar 't nieuwe Jeruzalem gaand.

Voor ieder die Hem hier op aard heeft beleden,
als Heer en Verlosser gaat 't oordeel voorbij.
Hij zal bij de Vader als advocaat pleiten,
Zijn bloed maakt van zonden Zijn schaapskudde vrij.
Met stralende kleden die blinkend wit blinken,
wordt elk door de Herder met liefde bekleed.
Uit monden en harten zal 't loflied weerklinken,
hun woningen staan reeds in 't Godsrijk gereed.

Justus A. van Tricht

Heer 't is zo moeilijk te vergeven,
wanneer ons hart diep is geraakt.
Gekwetst beschadigd in dit leven,
en hartedeuren zijn gekraakt.
Als haat en wrok ons steeds weer treffen,
met vals venijn in heftigheid.
Dat laat ons telkens weer beseffen,
hoe moeilijk 't is in werkelijkheid.

Wij likken dikwijls onze wonden,
waar stromende het bloed uit druipt.
Door U van binnen Heer gevonden,
dat in de verste hoeken kruipt.
Waar het tot stolsels moet gaan komen,
en zo langzaam de wonden dicht.
Maar aan de pijn valt niet 't ontkomen,
die in ons hart is aangericht.

Het kan soms vele jaren duren,
voordat een mens vergeven kan.
Na alles wat hij moest verduren,
geslagen in die valse ban.
Zolang de wond etterend blijft zweren,
en steeds opnieuw weer openspringt.
Kan vergeving niets om doen keren,
doordat de pijn zich nog opdringt.

Maar is de wond eenmaal genezen,
en die tot litteken geheeld.
Dan kan het eindelijk mogelijk wezen,
dat vergeving wordt uitgedeeld.
Waar wrok en bitterheid, blijft knagen,
die uitholt en verteren doet.
Daar blijft een mens zijn levensdagen,
met zuur en bitter steeds gevoed.

Leer Heer, ons anderen te vergeven,
voor wat aan ons is aangedaan.
Opdat zo ieder vrij kan leven,
en opgelucht kan verdergaan.
Als wat er lag wordt opgeheven,
wat door vergeving kan bereikt.
Waardoor er voor ons in het leven,
door vrede opnieuw een toekomst prijkt.

Justus A. van Tricht

Komen zal Hij met Zijn vrede,
eenmaal voor ons uitgespreid.
Als 't moment is aangebroken,
aan het einde van de tijd.
Weet Gods Koninkrijk zal komen,
dat de Heer op aarde sticht.
Waar wij eeuwig zullen wandelen,
in het stralend hemels licht.

Als de hemel neer zal dalen,
met haar glans de aarde boeit.
Zal die als een parel blinken,
die tot wasdom is gegroeid.
Komend met al d' heerlijkheden,
zal de aarde zijn vervuld.
Waarvan God ons laat genieten,
die Hij voor ons oog onthult.

Nimmer zal er leed meer wezen,
nooit geen oorlog meer en pijn.
Zonde voorgoed uitgebannen,
het leven is een groot festijn.
Alle tranen die eens vloeiden,
zijn dan door de Heer gedroogd.
Overal heerst grote vreugde,
en Gods naam wordt steeds verhoogd.
Justus A. van Tricht

Bedenk u goed voordat u spreekt,
en wees bedachtzaam op uw woorden.
Besef hoe gauw u harten breekt.
hun kracht kan veel gevoel vermoorden.
De tong blijkt als een snijdend zwaard,
dat met venijn diep kan doorsteken.
Die weet dat hij het hart bezwaart,
en hartedeuren zal doorbreken.

Wie door frustraties wonden slaat,
door bitterheid of wrok gedreven.
Weet niet waarom het werkelijk gaat,
en wat de waarde is van 't leven.
Waar geen begrip en liefde heerst,
en geen geduld om echt te horen.
Maar slechts het kwade overheerst,
hem blijkt slechts weinig goeds beschoren.

Maar wie de liefde binnenlaat,
legt 't fundament om op te bouwen.
Waarop de liefdewoning staat,
die onze ogen dan aanschouwen.
Met haat en wrok kan men niets winnen.
die holt ons uit en vreet ons aan.
Maar wie met liefde zal beginnen,
doet op de juiste wegen gaan.

Justus A. van Tricht

Wie onzorgvuldig blijkt met woorden,
en daarmee iemands ziel doorsnijdt.
Kan met zijn woord een mens vermoorden,
waardoor hij zwaar onmenselijk lijdt.
Want wie voor deze weg zal kiezen,
in woord of in geschrift geuit.
Die zal uiteindelijk 't pleit verliezen,
wanneer hij kwam tot zo'n besluit.

Wie zijn naaste leed zal bezorgen,
bezorgt daarmee zich zelve leed.
Want nimmer blijft de daad verborgen,
die hij daarmee zijn naaste aandeed.
God laat door 't zelfde leed hem treffen,
komend op tijd door Hem bepaald.
Opdat de dader gaat beseffen,
hetgeen wat hij heeft uitgehaald.

Wie Jezus liefdewet negeren,
past niet in 't plaatje van de Heer.
Hij zal zich eerst moeten bekeren,
en wendend tot zijn naaste weer.
Om hem vergeving te gaan vragen,
voor wat hij hem heeft aangedaan.
En 't bittere leed wat die moest dragen,
door woord en handelen verstaan.

Men kan zich hieraan nooit onttrekken,
die opdracht moet van d' Heer vervuld.
Omdat 't gevolg heel ver kan strekken,
en zich in 't boetekleed niet hult.
Dan valt men buiten Gods genade,
door wat men eens heeft aangedaan.
Want God slaat immers alles gade,
wie deze schoen past trekke hem aan.

Justus A. van Tricht

Vijf vingers aan je hand zijn niet genoeg,
om al Gods zegeningen op te tellen.
Je krijgt veel meer dan wat je vroeg,
veel meer dan wat je kunt vertellen.

Zelfs in de beide holten van je hand,
zijn al Gods gaven nimmer pover.
Hij vult ze ruim tot aan de rand
en lopen dagelijks rijkelijk over.

God spreidt Zijn rijkdom om je heen,
Hij toont Zijn goedheid voor je voeten.
Ze zijn er niet voor jou alleen,
maar ook voor wie je zult ontmoeten.

Want je moet delen wat je krijgt,
dat is de opdracht in je leven.
En dat je nimmermeer verzwijgt,
wie jou de gaven heeft gegeven.

Wees dankbaar voor elk liefd'gebaar,
dat God steeds weer aan je zal schenken
Hij maakt altijd beloften waar,
waarmee Hij je graag wil bedenken.

Houdt beide handen dagelijks klaar,
voor waar de Heer ze mee zal vullen.
Om met een Goddelijk gebaar,
je weer Zijn gaven te onthullen.
Justus A. van Tricht

Als woorden holle frases blijken,
waarin begrip en liefde ontbreekt.
Dan zal men niet op 't voorbeeld lijken,
van Jezus dat zo wordt verbleekt.
Het spiegelbeeld wordt dan geschonden,
waarin de Heiland kan herkend.
Wanneer wij mensen onomwonden,
daardoor Hem en de naaste schendt.

Als woorden holle frases blijken,
vaak mooi verpakt geformuleerd.
Dan zal de Heer verdrietig kijken,
want zo heeft Hij 't ons niet geleerd.
Inhoudloos is dan 't geloof gebleken,
dat niet op liefde blijkt gestoeld.
Er niet naar is Jezus gekeken,
niet handelend als door Hem bedoeld.

Als woorden holle frases blijken,
die onoprecht zijn en een farce.
En naar de waarheid zich niet ijken,
dan staan z' op Jezus woorden dwars.
Dat zal de Heer ook steeds vermelden,
een blad neemt Hij niet voor de mond.
Het kwade woord zal God vergelden,
van alles wat Hij in ons vond.

Als woorden liefdewoorden blijken,
die oprecht en betrouwbaar zijn.
En steeds aan vriendelijkheid zich ijken,
niet kwetsend, mild, vermijdend pijn.
Dan zal men Jezus hart behagen,
voldoen aan Zijn gebod en wens.
Wanneer wij in die opdracht slagen,
dan pas zijn wij volwaardig mens.

Ik heb in 't leven ondervonden,
hoe vaak men holle woorden spreekt.
Kort door de bocht uit vele monden,
uit harten waarin liefde ontbreekt.
Die onbedachtzaam uitgesproken,
waardoor men niet op Jezus lijkt.
't Heeft mijn en menig hart doorstoken,
en men niet echt naar Christus kijkt.

Maar ik weet mij met Hem verbonden,
als 'k wordt gekwetst, verwond, geraakt.
Door valse tong van mensenmonden,
waarmee mijn psyche werd gekraakt.
Ik weet van Zijn, Hij van mijn lijden,
het dierbaarst wat men mij ontstal.
Maar Jezus zal mij steeds weer leiden,
uit 't aller diepste en donkerst dal.

Justus A. van Tricht

God strooit ons toe met volle handen,
vanuit de hemel 't glansrijk licht.
Dat Hij op ons laat nederdalen,
vederlicht voor ons aangezicht.
Daarmee omsluit Hij hart en wezen,
waardoor wij worden aangeraakt.
Dat elke dag weer opgerezen,
ons aards bestaan gelukkig maakt.

Zoals Hij zelf het licht doet wezen,
dat ook in Zijn woord ligt vervat.
Waardoor de weg ons wordt gewezen,
het schijnsel op ons levenspad.
God wil dat wij in 't licht bewandelen,
de wegen die Zijn hand ons wijst.
Om in het licht te kunnen handelen,
zoals 't door Zijn woord is vereist.

Gelijk Gods woorden blijven klinken,
en met Zijn Goddelijk licht bekleed.
Blijft ook Zijn licht steeds voor ons blinken,
dat 't uitzicht op ons pad verbreed.
Het zal de duisternis verdrijven,
als wij door diepe dalen gaan.
Het licht van God zal met ons blijven,
en altijd aan de hemel staan.
Justus A. van Tricht

Let op Gods kanttekeningen,
die Hij regelmatig plaatst.
Bij goede en verkeerde dingen,
onderwijzend zonder haast.
Die Hij steeds weer uit zal spreken,
aan Zijn woord niet wordt voldaan.
Wij onze beloften breken,
Hem, de naasten eens gedaan.

Nimmer zal God accepteren,
als men Zijn woord niet vervult.
Dat ons voorhoudt en wil leren,
duidelijk in Zijn licht onthuld.
Want als wij Zijn woord verzaken,
ons niet houden aan 't gebod.
Anderen gelukkig maken,
dan wordt met Zijn woord gespot.

Want men moet geloofwaardig wezen,
voor God en de mens steeds weer.
Door Zijn woord ons voorgelezen,
bij herhaling keer op keer.
God zet altijd weer voetnoten,
bij ons handelen en gedrag.
Soms zijn 't kleine dan weer grote,
naast de dingen die Hij zag.

Over 't hoofd zal God niets kijken,
want Zijn oog neemt alles waar.
Wat hij steeds opnieuw laat blijken,
ziet ons handelen, elk gebaar.
Ieder woord wordt waargenomen,
al ons denken is gekend.
Daaraan valt nooit te ontkomen.
wat wij doen is Hem bekend.

God wil dat wij naar Hem luist'ren,
Hij doorbreekt halsstarrigheid.
Hij blijft steeds Zijn wil influisteren,
tot wij daartoe zijn bereid.
Want de Heer Hij wil ons vormen,
naar Zijn wensen door Zijn Geest.
En ons richten naar Zijn normen,
steeds als men Zijn woord herleest.

Volg steeds Gods kanttekeningen,
telkens voor ons neergezet.
Bij de kleine en grote dingen,
door God op een rij gezet.
Naar Gods wil zullen wij leven,
zonder enig voorbehoud.
Ons aan Jezus overgeven,
als de weg van ons behoud.

Maar ook Zijn stem blijft ons wijzen,
op wat goed is en wat kwaad.
Ook Hij zal ons onderwijzen,
wat ons schaadt en wat ons baat.
Waar wij anderen mee verwonden,
en leed hebben toegebracht.
Door het kwaad van onze zonden,
niet goed hebben nagedacht.

't Gaat steeds om God en de ander,
hoe wij in het leven staan,
En met Hem en met elkander,
goed door 't leven kunnen gaan.
Want genade zal God tonen,
al wie zich tot Hem bekeert.
Ja de Heer zal ieder lonen,
die van Zijn woord heeft geleerd.

Justus A. van Tricht

Er klinken klanken in mijn oren,
van mooie hemelse muziek.
Ik doe 't spel van harp en citer horen,
tesaam met fluit, viool, uniek.
Het zijn de mooiste melodieën,
zonder enige dissonant.
Met zuivere reine harmonieën,
geschreven door een meesterhand.

Zij doen de hemelzang omlijsten,
die golvend door de ruimte gaat.
Hun samenhang vraagt veel vereisten,
in 't samenspel dat zo ontstaat.
In 't bijna ademloos genieten,
vergeet ik even waar ik ben.
Dit koor zingt 's hemels favorieten,
waarvan ik er geen een herken.

Het Gloria zo schoon gezongen,
dat heb ik nimmer zo gehoord.
Als nu door vele engelentongen,
waarmee Gods grootheid wordt verwoord.
Ook pauk en blazers doen zich mengen,
en nemen er met vreugd aan deel.
De lof die zij tezamen brengen,
maakt het een grandioos geheel.

Ik sluit geroerd in stilt' mijn ogen,
mijn ziel wordt tot in 't diepst geraakt.
Van binnen is een snaar bewogen,
die trillend mij gelukkig maakt.
Ik laat mij op de klanken drijven,
meevoeren in die blijde sfeer.
Die met geen woord is te omschrijven,
een diepe vrede daalt nu neer.

Al luisterend naar de varianten,
in toonsoort en in harmonie.
Komt het geluid van alle kanten,
van deze schone symfonie.
Quadrafonie uit  's hemelszalen,
waarvan mijn hart wijd open gaat.
Laat zich met woorden niet vertalen,
terwijl mijn ziel het ondergaat.

Wat moet het God een vreugde wezen,
wanneer Hij door de hemel gaat.
En op die wijze wordt geprezen,
steeds uitgevoerd naar hemelmaat.
Niets kan de schoonheid evenaren,
van 't eeuwigdurende concert.
Dat als een feestelijk ervaren,
steeds weer opnieuw wordt ingezet.

Maar toen mijn ogen opengingen,
was plotseling 't concert voorbij.
Geen klanken deden mij omringen,
maar toch was ik verheugd en blij.
'k Heb in een droom van God ontvangen,
een blik van hoe 't daarboven is.
Waar ik reeds lang naar deed verlangen,
en nooit uit mijn geheugen wis.

Ik ben niet bang meer om te sterven,
want 'k weet nu zeker wat mij wacht.
Hetgeen wat 'k eenmaal zal verwerven,
wat mij door God is toebedacht.
Ook ik zal eenmaal mogen zingen,
met alle engelen in 't koor.
Met musici die mij omringen,
eens al de eeuwigheden door.

 

Justus A. van Tricht

 
Ik tel in stilt' de uren af,
tot Jezus weer zal komen.
Uitkijkend naar die ene dag,
waarvan ik nog blijf dromen.
Ik weet dat die eens komen zal,
en dat ik die mag verwachten.
Verkondigd door bazuingeschal,
na vele donkere nachten.

Ik zie met verlangen er naar uit,
om Christus te aanschouwen.
In glorie en in heerlijkheid,
verzamelend Zijn getrouwen.
Het zal een dag vol vreugde zijn,
die einde zal gaan maken,
Aan alle moeiten leed en pijn,
als die dag zal genaken.

Met velen word ik dan verlost,
van zonde en haar banden.
Dat kruis en bloed Hem heeft gekost,
spijkers in voet' en handen.
Dan begint pas de goede tijd,
waarover Hij deed spreken.
Gods koninkrijk in heerlijkheid,
op die dag aan zal breken.

Justus A. van Tricht

Waarom een kaarsje zijn als je een ster kan wezen,
die hoog en helder aan de hemel straalt.
En met zijn licht aan anderen de weg kan wijzen,
door 't licht dat op hun hoofden nederdaalt.
Want kaarslicht kan door wind verwaaien,
't licht van een ster heeft immers ook meer kracht.
Wanneer het in het duister op zal laaien,
verspreidend 't licht dat menigeen heeft thuis gebracht.

Wees dan een ster die altijd helder staat te schijnen,
waarvan het licht een mensenhart verblijdt.
Hoog aan de hemel als een baken steeds zal blijken,
en dat met liefde mensen voorwaarts leidt.
Wees aan het firmament met vele sterren,
steeds weer de ster die altijd wordt gekend.
Die met haar lichtvonken van uit het verre,
door haar bijzondere flonkeringen wordt herkend.

Justus A. van Tricht

Ben je in 't leven vastgelopen,
zit je bij de brokken neer.
Staan er nergens deuren open,
zie je echt geen uitkomst meer.
Is je wereld zwart en donker,
en door nevelen omfloerst.
Zoekende naar ster geflonker,
waar je eens op hebt gekoerst.

Richt je dan met al je noden,
moeite en zorgen maar tot God.
Vertrouw je krijgt hulp geboden,
Hij brengt kering in je lot.
Ga de weg zoals veel kinderen,
tot de Vader zijn gegaan.
Hij zal nooit een smeek'ling hinderen,
die het ook zo is vergaan.

Stap voor stap zal Vader leiden,
jou uit 't land der duisternis.
En je uit de nood bevrijden,
komend met vergiffenis.
Zonde, schuld, tekort, gebreken,
wist Hij in een oogwenk af.
En niet meer naar omgekeken,
omdat Vader die vergaf.

Vader opent nieuwe deuren,
biedt weer nieuwe kansen aan.
Hij laat wonderen gebeuren,
en je in de kou niet staan.
Verder mag je met je leven,
door Hem uit de put gehaald.
Omdat Zijn Zoon met Zijn leven,
voor jouw fouten heeft betaald.

Justus A. van Tricht

Een zee van licht zal ons omspoelen,
met schittering als diamant.
Met liefde om ons heen geweven,
en door haar schoonheid overmand.
Het laat onz' ogen blijde stralen,
wanneer het onze harten raakt.
Dit heerlijk licht uit 's hemels dreven,
is 't licht dat siert, gelukkig maakt.

Dit is het licht dat rijk blijft stromen,
dat ons uit 't aarde duister trekt.
Waarop wij onze ogen richten,
er onze hand naar uitgestrekt.
Het zal ons met haar stralen trekken,
en binnen voeren in het land.
Waarin wij God zullen ontmoeten,
en waar dit licht voor eeuwig brandt.

Die zee van licht blijft ons omspoelen,
en raakt ons warm en teder aan.
Om met haar glanzen ons te strelen,
wanneer wij door de hemel gaan.
Met grote vreugde overladen,
verblijdt het ons steeds met haar schijn.
Wanneer wij in haar schijnsel wandelend,
eens hemelingen zullen zijn.

Justus A. van Tricht

Er is een weg ten leven,
een pad om te begaan.
Door Christus aangegeven,
daarop ons voor wil gaan.
Hij opent voor ons deuren,
die nog gesloten zijn.
Waar achter ligt verborgen,
het heil van 's hemels schijn.

Er is een weg ten leven,
door Gods gegeven woord.
Dat aan ons is gegeven,
het licht dat voor ons gloort.
In Jezus is ontvangen,
verlossing en de kracht.
Waarnaar wij zo verlangen,
ons door Gods Zoon gebracht.

Er is een weg ten leven,
er voert een pad omhoog.
Door helder licht omgeven,
gaand naar de hemelboog.
Daar ligt op ons te wachten,
de rijkdom van Gods rijk.
Zijn schatten en haar prachten,
eens binnen handbereik.

Justus A. van Tricht

Eens krijgen wij het witte kleed,
wanneer dat ons wordt omgehangen.
Als ons de eerkroon wordt verleend,
om die met vreugd en eer te dragen.
En d' overwinning is behaald,
na een langdurig moedig strijden.
En Gods versierselen uitgereikt,
op onze kleding zullen prijken.

't Scharlakenrood van onze schuld,
in 't bloed van Christus wit gewassen.
Maakt ons als kinderen Gods weer rein,
van elke schandvlek aangetroffen.
Dat geeft ons uitzicht op het heil,
aan ons beloofd, wat wij verwachten.
't Biedt ons de toegang tot Gods rijk,
om door haar poorten in te treden.

Door 't Goddelijke licht omstraald,
zullen wij dan het loon ontvangen.
Een eeuwig feest wordt ons bereid,
waar lof en dank steeds op zal rijzen.
En niets herinnert ons dan meer,
aan reeds voorbije aardse zaken.
Dan zijn wij enkel nog gericht,
op wat in 't Godsrijk wij ervaren.

De vrede die ons overspoelt,
de grote pracht die wij aanschouwen.
Het erfgoed Gods ons toebereid,
gaan in hun weelde ons te boven.
Aanschouwend deze heerlijkheid,
die nooit aan schoonheid zal verliezen.
Daar vinden wij ons eeuwig huis,
dat wij met vreugd zullen bewonen.
Justus A. van Tricht