voor u voor jou maar ook voor mij.
Dan klinkt niet meer de hartenklop,
en houdt de ademhaling op.
Wie zich door God geborgen weet,
reist dan naar 't land zo hemelsbreed,
waarheen zijn ziel zich vreugdvol spoed,
en het zijn Schepper daar ontmoet.
Ons lichaam wordt ter rust' gelegd,
waarover ons eens is gezegd,
wanneer Gods Morgenstond breekt aan,
dat alle doden op gaan staan.
Des daags als de verrijzenis,
echt werkelijkheid geworden is,
dan maakt God weer uit onze stof,
een nieuwe schepping tot Zijn lof.
Een heel nieuw lichaam zal dat zijn,
dat glanst en schittert in zijn schijn.
Waar ook de ziel in wordt gebracht,
die in de hemel heeft gewacht,
tot God aan ons het werk voleind,
dat naar Zijn beeld opnieuw zal zijnd.
Maar nu volmaakt in heiligheid,
bereikt haar hoogste zaligheid.
Wat tussen dood, verrijzenis,
onderwijl in de hemel is.
Dat blijft een groot geheimenis,
dat nog voor ons verborgen is.
Want wat er ook nog komen moet,
is 't oordeel vellen wat God doet.
Wanneer eens Jezus wederkomt,
en koning wordt op 't wereldrond.
Pas dan wordt alles ons onthuld,
als 't eind der tijden is vervuld.
Dan maakt God Zijn beloften waar,
en is Zijn nieuwe schepping klaar.
Dan is er slechts een zee van licht,
die om ons heen is opgericht.
Die alle duisternis begrenst,
die God in 't koninkrijk niet wenst.
Want duisternis zal nooit bestaan,
daar waar Gods voetstappen steeds gaan.
Dat rijk staat duidelijk afgemerkt,
met licht is 't Godsrijk zwaar versterkt.
Daar dringt geen duisternis in door,
daar zorgt Gods grote almacht voor.
Dat rijk is voor de prins van 't kwaad,
die God Zijn rijk nooit binnen laat.
Maar de verlosten door de Heer,
zij wandelen in Gods ruime sfeer.
Waar ziekte en dood hen nooit meer treft,
en ieder daar 't geluk beseft.
Waar ook geen zonde meer zal zijn,
maar eeuwig feest met spijs en wijn.
Als d' hemel op de aarde daalt,
en Jezus al Gods kinderen haalt.
Dan klinken rondom lof en eer,
doorlopend liederen keer op keer.
Nooit wordt de vreugde meer verstoord,
't is liefde die men ziet en hoort.
Die voortkomt uit Gods levensbron,
waaruit een ieder liefde won.
Die zich weerspiegelt in het licht,
en straalt van ieders aangezicht.