Nederlandse-gedichten

Heer, zie mij aan, om Christus' wil,
wil mij niet uit Uw lichtkring stoten.
Mij daarin blijven dat zo stil
mijn leven veilig houdt omsloten.
Door ‘t bloed dat Hij voor mij gestort,
mij heeft gereinigd van de zonden.
En dat ik in Uw ogen word,
weer rein en liefelijk bevonden.

Heer zie mij aan en leg Uw hand,
in liefde op mijn hoofd, mijn schouder.
Schenk mij toch zegen van Uw kant,
wie is als U mij meer, vertrouwder.
Ik heb Uw woorden steeds betracht,
heb vaak gefaald, ben steeds gevallen.
Maar houdt toch ‘t goede in gedacht’,
laat mij niet uit Uw handen vallen.

Heer zie mij aan en noem mijn naam,
laat mij toch in Uw armen vlieden.
Maak mij door Uwe liefd’ bekwaam,
alleen U hebt mij meer te bieden
dan alle rijkdom hier op aard’,
het woord van trouw, de liefd’ van mensen.
Uw liefde hebt G’ aan mij verklaard,
wat kan ik mij nog beter wensen.

Heer zie mij aan en richt mij op,
dan zal mijn hart van vreugde zingen.
Opdat mijn lied tot aan de top,
der hemelhoogten door zal dringen.
Laat m’ in Uw oog gevonden zijn,
dat op mij rusten zal en waken.
Wees mij het licht, de zonneschijn,
dat liefdevol mijn hart doet raken.

Heer zie mij aan en laat mij komen,
eens in Uw koninkrijk dat wacht.
En laat mij in Uw armen dromen,
van wat U mij hebt toebedacht.
Ik hoor Uw stem die fluisterzacht,
mij noemt Uw kind, in U herboren.
Gij laat een morgen ongedacht,
vol luister voor mijn ogen gloren.

Heer zie hen staan in Uw ontfermen,
wie zijn misbruikt, geschonden en miskend.
Wiens hart in stille pijn moet kermen,
wiens roep niet wordt gehoord, wiens naam niet wordt gekend.                                                   

Heer wees nabij, de nameloos verdrukten,
wie zijn gevlucht, van huis en goed en haard.
Heer wees nabij, wie onder oorlog bukten,
wie voor hun vrijheid streden, wiens bloed vloeide in d’ aard.

Heer zie hen aan, wie ‘t evenwicht verloren,
van wie geliefden plots’ling werden weggerukt.
Heer zie hen aan, wie lijkt voor ‘t ongeluk geboren,
wie dreigt ten ondergaan en door de maatschappij wordt weggedrukt.

Heer wees met hen, door ziekte afgebroken,
door angst en pijn en eenzaamheid geraakt.
Heer wees met hen, wie zijn van elke hulp verstoken,
die door ons falen en tekort, hen tot verdoemden heeft gemaakt.

Heer strek Uw hand, tot hen in hun verslaving,
door drank en drugs geketend en verdoofd.
Heer strek Uw hand, tot redding en tot laving,
van moede harten waarin de hoop op uitkomst is gedoofd.

Ontferm U Heer, die zelf temidden van ons leefde,
die voor ons stierf en weet van menselijke pijn.
De dood verwon, verrees en naar de hemel zweefde,
en met Uw Geest ook nu weer stralend  in ons midden zijn.

Ontferm U Heer, Gij zijt het Licht der lichten,
kom met Uw licht in ons verdrukt bestaan.
Ontferm U Heer, kom met Uw heilswoord om ons op te richten,
en laat ons allen in Uw Licht en vrede voorwaarts gaan.

Ontferm U Heer, opdat de grote dag der dagen,
spoedig mag rijzen, blinkend als de morgenster.
De Dag waarop U wederkomt om ons naar huis te dragen,
en al uw kinderen verzaam’len zult van her en der.

 

Met hemelglans omgeven
met Goddelijk licht gedoopt.
Ontvangen we eens het leven
waarnaar op aard gehoopt.

Naar ’t woord van Gods gelofte
zien wij met vreugde uit.
Vervulling van beloften
waartoe Hij eens besluit.

Ons uitzien en verwachten
vraagt van ons het geduld
tot eens met hemelprachten
God ’t Morgenlicht onthuld.

Dan vloeit de nacht stil henen
en ’t duister gaat voorbij.
God zal ons  ’t licht verlenen
roept ons Zijn volk nabij.

De gouden gloed die stralend
ons warm en zacht omgeeft.
Is alleszins bepalend
waardoor de mens herleeft.

Een nieuw bestaan geschonken
vreugd die haar top beleeft.
Na ’t woord van God geklonken
die hemelrijkdom geeft. 

God is een God die nooit laat varen
de werken die Zijn hand begon.
En door geen macht te evenaren
die doen kon wat de Schepper kon.
 
Het rest ons mensen slechts verwondering
voor alles wat God heeft gedaan.
En daarbij in stille bewondering
voor Hem op onze knieën gaan.

De mens wil graag de hemel vinden
die hij met man en macht bestormt.
Maar God maakt hem daarvoor een blinde
zijn helderziendheid wordt vervormd.

God immers stelt de mens Zijn grenzen
wanneer hij reist door het heelal.
Houdt hij zich wel aan ’s Heren wensen
die over ’t al regeren zal.

Gods schepping stelt de mens voor wazen
voor sluiers op zijn pad gelegd.
God vraagt voor ’t zichtbare verbazen
wat één voor één wordt uitgelegd.

God blijft geheimen veilig stellen
opdat geen mens die ooit  bederft.
Wat God hem nog niet wil vertellen
voordat hij ’t antwoord eens verwerft.

Wie zich door Gods liefd' weet gedragen
vertrouwend naar de toekomst ziet.
God laat hem van Zijn woord gewagen
dat elk wie gelooft hem uitkomst biedt.
     
 
 
 

 

Er is een weg vol hoop en glorie
de weg die iedereen kan gaan.
De weg met Jezus naar victorie
met Hem naar ’t eeuwige bestaan.

Er is een weg die ons zal leiden
met kronkeling naar ’t hemels land.
Een weg die leidt ons naar bevrijden
en die geleidt aan Jezus’ hand.

Er is geen andere weg te vinden
er is geen ander pad te gaan.
Wie daarvoor kiest blijkt als een blinde
heeft Christus roepstem niet verstaan.
     
 

Het stond in de sterren geschreven,
in Bethlehem is het geschied.
Een kind uit de hemel gegeven,
is wat men in ‘t kribje nu ziet.

Een ster staat vol glorie te stralen,
verrezen, hoog boven de stal.
Die laat van het heil ons verhalen,
van ‘t kind dat verlossen ons zal.

Het stond in de sterren geschreven,
God schenkt aan de wereld Zijn Zoon.
Hij heeft Hem tot redding gegeven,
te dragen de schuld en de hoon.

Hij heeft onze zonden gedragen,
en stierf voor ons allen aan ‘t kruis,
Stond op uit het graf na drie dagen,
Hij wijst ons de weg naar Gods huis.

Het stond in de sterren geschreven,
Gods heil voor de wereld bereid.
In Christus de Heer ons gegeven,
nieuw leven in Gods heerlijkheid.
     
 
 

Blijf niet enkel aan God vragen
leer ook luisteren naar Zijn stem.
Geef de Heer niet uw instructies
onderhoud Zijn woord met klem.

Wees een bidder in die ure
dat u spreekt en luisteren moet.
Om de wensen uit te voeren
en de Heer zegt; mens t ’is goed.

Laat de balans zuiver blijken
tussen werken en ’t gebed.
zodat u daarbij alle dagen
er in gesprek met God op let.

 

Spreek slechts een woord Heer en Ik zal genezen,
spreek slechts een woord Heer tot mijn zondig hart.
Wil Heer daarvan de Heler voor mij wezen.
Kom met Uw licht, verdrijf daaruit het zwart.
Spreek slechts een woord, dat alles om kan keren,
gereinigd tot in het diepste van mijn ziel.
Breng door Uw woord mij Heer in andere sferen.
Heer zie mij aan, als ik hier voor U kniel.

Spreek slechts een woord Heer laat dat horen,
spreek slechts een woord Heer, waarop ik blij wacht.
Vernieuw, verander mij, maak mij weer als herboren.
Toon mij Uw liefde Heer, toon mij Uw wondere macht.
Spreek slechts een woord, en laat mij van U leren,
te handelen en te wandelen naar Uw wil.
Mij van verkeerde wegen Heer mij te bekeren.
Schenk mij Uw rust, Uw vrede, zoet en stil.

Spreek slechts een woord Heer, alstublieft dat ene,
spreek slechts een woord Heer, dat alles anders maakt.
Spreek slechts dat woord, U immers bent diegene,
die helen kunt wanneer U mij heeft aangeraakt.
Spreek slechts een woord dat komend van Uw lippen,
veranderen zal de dingen  tot Uw eer.
Door wat niet naar Uw wil is zachtjes aan te stippen.
Spreek slechts een woord, dat ene, tot mij Heer!
     
 
 
 

Wees blijde, in de Heer verheugd
Hij die uw leven draagt.
Uw hart vervult met levensvreugd
als u Hem daarom vraagt.

De Heer Hij is u steeds nabij
Hij houdt uw hand goed vast.
In alles staat Hij u terzij
zelfs bij de zwaarste last.

Want ieder die met Christus gaat
zich over u ontfermt,
vindt bij Zijn grote liefde baat
waarmee Hij u beschermt.

De grote liefde van de Heer
bevestigd door Zijn woord,
toont Hij in daden telkens weer
en daarmee gaat Hij voort.

Elk mens die gaat aan ‘s Heren hand
komt eens behouden aan
in het door Hem beloofde land
het hemels Kanaan.

Stap voor stap en hand in hand,
leidt de weg voort naar ‘t verblijden.
Slechts met U in trouw verband,
door niet van Uw zijde scheiden.
Niet mijn eigen wegen gaande,
waarop ik wel struikelen moet.
Maar op wegen die U baande
wegen zegenrijk en goed.
Door steeds luisterend naar Uw woorden,
naar Uw stem, die goed verstaan.
Kom ik veilig aan Uw boorden,
eens verheugd in Kanaan aan.

Stap voor stap ja hand in hand,
blijft U mij op die weg voeren.
Met een liefde van Uw kant,
trouw nabij en mij beroeren.
Op U Heer kan ik vertrouwen,
niets wat m’ aan Uw hand ontrooft.
En Gij laat mij steeds aanschouwen,
wat U aan mij hebt beloofd.
Heer U blijft mij steeds verrassen,
en mij steeds versteld doen staan.
Door Uw wonderen in te passen,
in mijn menselijk bestaan.

Stap voor stap en hand in hand,
kom ‘k met U steeds ‘t einddoel nader.
Naar ‘t door U beloofde land,
aan de handen van U Vader.
‘k Zou alleen de weg nooit vinden,
als een blinde zou ik zijn.
Maar door mij aan U te binden,
brengt U licht en zonneschijn.
Liefde, trouw en Uw genade,
zijn rondom mij dag en nacht.
En met goedheid overladen,
houdt U over mij de wacht.

 

De Heer is ’t die ’t verloorne zoekt
zo liefdevol is Hij.
En Hij gaat voort totdat Hij ‘t vindt
want dat maakt Jezus blij.

Hij wil zo graag de Herder zijn
die voor Zijn kudde zorgt.
En iedereen die blijkt verdwaald
weer veilig wordt geborgd.

Wanneer een lam of schaap verdwaalt
dan trekt Hij er op uit.
En wordt na ’t zoeken terug gebracht
want dat is Zijn besluit.

De vreugd voor ’t teruggekeerde schaap
is in Zijn hart zeer groot.
Voor Hem als Herder staat steeds vast
te redden van de dood.

Dit is het ware herderschap
dat wij van Jezus zien.
Misschien blijkt u ook wel zo’n schaap
dat gezocht moet misschien.
     
 

Geloven is hopen op wat je niet ziet,
vertrouwend op wat nog zal komen.
Geloven is weten wat God je eens biedt,
op Zijn tijd vervullend je dromen.

Geloven is wachten op wat is beloofd,
en uitzien naar d’ uitkomst verborgen.
Eens ‘t wonder ervarend waarin je thans gelooft,
wat God je bereidt in de morgen.

‘t Geloof is ‘t bewijs in wat nog niet geschiedt,
van dingen die eens zullen komen.
En wachtend geduldig op wat je eens ziet,
als het hoopvolle antwoord der dromen.

‘t Kerstlicht is aan ons verschenen,
uit de hemel neergedaald.
In een stal is het ontstoken,
in een Kind dat God’lijk straalt.       
In een kribbe is geboren,
uit een maagd dit Koningskind
die door God is uitverkoren,
en Zijn liefd’ aan d’ aard’ verbindt.

‘t Kind gekomen om te redden,
brengend heil in ons bestaan
te bevrijden ons van zonden,
om de weg van ‘t kruis te gaan.
Helen komt het en genezen,
alles wat gebroken is.
Ja een Koning zal Hij wezen,
brengend vreugd’ in droefenis.
 
Vele namen zal Hij dragen,
Wond’re Raadsman, Vredevorst.
Eeuw’ge vrede komt Hij brengen,
voor elk hart dat daar naar dorst.
Zie het licht aan ons verschenen,
in dit kind te Bethlehem.
Ga met mij opweg daar henen,
om te gaan aanbidden, Hem.

‘t Kindje mochten wij aanschouwen,
en Zijn blik heeft ons geraakt.
Laat ons nu vol vreugde zingen,
van Gods Zoon die zalig maakt.
Heel de aarde moet het horen,
dat dit Kind de Koning is.
Die voor allen is geboren,  
reddend ons uit duisternis.
     
 
 
 

 

Gods licht doorbreekt de wolken,
stralend met held’re glans.
Het spreidt zich over d’ aarde,
en plaatst haar in haar glans.
Geen duisternis houdt stand,
zij wordt alras verdreven.
Want God wil dat wij leven,
in ‘t licht dat voor ons brandt.

Dit licht dat Hij laat schijnen,
zal nooit meer doven gaan.
Dit licht blijft eeuwig stralen,
en blijft rondom ons staan.
Het zal ons steeds verwarmen,
verkillen zal het niet.
God sluit ons in Zijn armen,
door ‘t licht dat Hij ons biedt.

In Christus ‘t licht der wereld,
ligt veilig ons bestaan.
Zijn licht heft onze harten,
omhoog ten hemel aan.
Hij trekt ons met Zijn stralen,
boven de wolken uit.
Hij tilt ons zonder dralen,
boven de moeiten uit.

Als wij Zijn licht maar volgen,  
komen w’ eens veilig thuis.
Want Christus zal ons dragen,
naar ‘t hemels Vaderhuis.
Om in Gods licht te wonen
en eeuwig daar te zijn.
Met d’ engelen Hem betonen,
‘t loflied der serafijn.

 

Het zal niet stil zijn in onze oren
wanneer wij eens zijn heengegaan
Wij zullen d' engelenzangen horen
die klinken in ons nieuw bestaan.

Wat hier op aarde is gebleven
wacht rustend op de blijde dag
de opstanding ten eeuwige leven
het heil dat elk ontvangen mag.

De geest wordt eens omhoog gedragen
betreedt met d'engel 's hemels licht
waarvan Gods woord ons laat gewagen.
God heeft ons thuis al ingericht.

't Geen hier geborgen in de aarde
tot stof en oorsprong stil verteert
krijgt door Gods stem eens nieuwe waarde
als het vernieuwd tot leven keert.

Als zaad dat wachtend in de akker
vruchtdragend uit de aarde ontspruit
zo klinkt eenmaal Gods woord wordt wakker
kom nu herschapen 't graf maar uit.

Wij zullen een nieuw lichaam krijgen
wat glansrijk 't oude overtreft
als God Zijn hand tot ons zal neigen
en ieder 't rijk geluk beseft.
     
 
 
 

 

Als de nacht haar donkere sluier
over mens en aarde legt.
En de sterren aan de hemel
zich daaraan hebben gehecht.
Dan sluiten wij gerust onze ogen
omdat wij weten dat God waakt.
Totdat Hij liefdevol bewogen
ons ’s morgens teder wakker maakt.

God zal steeds weer het licht ontsteken
Hij die zelf ’t licht is in de nacht.
Waarop wij onze ogen richten
en heil en hulp van wordt verwacht.
God zal altijd in donkere nachten
komen met licht in ons bestaan.
God heeft met ons grootse gedachten
die ons verstand te boven gaan.

Geen nacht zal voortaan duister wezen
waarin God zelf ons ’t licht ontsteekt.
Waardoor de duisternis zal wijken
waarna de zon voor ons aanbreekt.
Haar gouden gloed waarin wij baden
met warme stralen uitgespreid.
Die laat ons iets van God verhalen
van liefde tot in eeuwigheid.   

Het licht van Gods aanwezigheid,
dat voor ons is ontstoken.
Haar stralen in de ruimte spreidt,
straalt helder ongebroken.
Het spreekt van liefde en van trouw,
verhaalt van Gods genade.
En met dit licht in ogenschouw ,
laat God er ons in baden.

Dit licht dat voor ons uitgespreid,
de ruimte blijft vervullen.
Is spiegel van de eeuwigheid,
waarmee God wil omhullen.
Een ieder die naar ‘t licht opziet,
hen daarmee overspoelen.
Symbool van toekomst in ‘t verschiet,
die komt naar Gods bedoelen.

Gods licht dat hart en ziel verblijdt,
ons uit het duister heffend.
Het licht dat naar het leven leidt,
ons met haar stralen treffend.
Met gouden glans haar koorden spint,
waarmee God ons wil trekken.
Licht van de Heer die ons bemint,
wil in ons vreugde wekken.

Licht dat doorbreekt in het duister,
ons van God gezonden is.
Licht bevrijdend ons van kluisters,
reddend licht in ons gemis.
Sterren aan de hemel stralend,
in het donker van de nacht.
Die ons vreugdevol verhalend,
van Het Kind dat wordt verwacht.

Profetieën, Gods geloften,
worden heden ons vervuld.       
Ja God zelf heeft Zijn belofte,
in een hemels licht gehuld.
Eng’len die ons blij verkonden,
dat Gods Zoon geboren is.
Die bevrijden komt van zonden,
in dit Kind, ‘t geheimenis.

Eenmaal zal Hij Koning wezen,
heersend over heel de aard.
En elk schepsel zal Hem dienen.
Hij die ons Zijn liefd’ verklaart.
Maar eerst wacht Hem ‘t bitter lijden,
aan het kruis, het graf, de dood.
Om ons mensen te bevrijden,
van de zonden, onze nood.

Jezus heeft de brug geslagen,
en ons weer met God verzoend.
Onze schuld heeft Hij gedragen,
door Zijn bloed ons rein genoemd.
Wie Hem aanneemt wordt vergeven,
Hij wil ook Uw Redder zijn.
En Hij schenkt aan ons het Leven,
eeuwig in Gods zonneschijn.

Uw liefde geeft mij kracht,
die stroomt zo mild en zacht.
U streelt mij als een kind,
opdat ‘k mij voel bemind.
En aan Uw voet’ gezeten,
daarvan steeds weer mag weten.

Uw handen strekt Gij uit,
Uw stem klinkt voor mij luid.
Maar liefdevol steeds weer,
zegt U ‘t mij keer op keer.
Jij bent een kind van Mij,
van banden maak Ik vrij.

Uw trouw die nooit vergaat,
mij steeds voor ogen staat.
En Uw genade die,
ik steeds ervaar en zie.
Laat mij van vreugde zingen,
tranen in de ogen springen!
     
 

De dag is hoopvol aangebroken,
het morgenlicht verspreidt haar glans.
Het vroege zonlicht werpt haar stralen,
en zet de aarde in haar krans.
De vogels doen hun stem weerklinken,
vol vreugde zingen zij het uit.
Ontwaakt bij ‘t eerste morgen blinken,
klinkt op als eerste hun geluid.

Wat zal de nieuwe dag weer brengen,
waar wordt haar voortgang mee gevuld.
Zie hoe de bloemen stil ontwaken,
hun harten voor de zon onthuld.
Het landschap laat ons vrede smaken,
met groene weiden, uitgestrekt.
Hoe wonderschoon liet God dit maken,
wat voor ons oog verbazing wekt.

Hoor hoe een beekje zachtjes ruisend,
haar weg zoekt door het zonnig land.
Dat als een zilveren lint zich kronkelt,
haar bedding als een vast verband.
De wereld toont haar mooiste kleuren,
is als een levend schilderij.
Steeds weer verrast door dit gebeuren,
voltrekt zicht ‘t wonder weer aan mij.