Als de nacht haar donkere sluier
over mens en aarde legt.
En de sterren aan de hemel
zich daaraan hebben gehecht.
Dan sluiten wij gerust onze ogen
omdat wij weten dat God waakt.
Totdat Hij liefdevol bewogen
ons ’s morgens teder wakker maakt.
God zal steeds weer het licht ontsteken
Hij die zelf ’t licht is in de nacht.
Waarop wij onze ogen richten
en heil en hulp van wordt verwacht.
God zal altijd in donkere nachten
komen met licht in ons bestaan.
God heeft met ons grootse gedachten
die ons verstand te boven gaan.
Geen nacht zal voortaan duister wezen
waarin God zelf ons ’t licht ontsteekt.
Waardoor de duisternis zal wijken
waarna de zon voor ons aanbreekt.
Haar gouden gloed waarin wij baden
met warme stralen uitgespreid.
Die laat ons iets van God verhalen
van liefde tot in eeuwigheid.