Hij werd met ontferming bewogen,
toen Hij heel de schare bezag.
Verenigd rond Hem in de heuvels,
gezeten aan ‘ t eind van de dag.
Zij waren gevolgd uit de steden
tot Hem die hun zieken genas.
De avond zou spoedig neerdalen,
maar eenzaam en ver was de plaats.
Om tijdig nog brood te gaan halen,
in dorpen nog urenlang gaans.
Hij vroeg Zijn discipelen te zorgen,
voor voedsel hen komend van pas.
Zij brachten vijf broden, twee vissen,
tezamen het heilig getal.
Hij vroeg aan de Vader Zijn zegen,
Hij brak hen, zij deelden hen al.
Zodat heel de schare kon eten,
er daarna verzadigd door was.
Verzameld werd toen in hun manden,
het overschot rijk’lijk en zwaar.
Ja twaalf die onder hun handen,
gevuld waren door dit gebaar.
Vijfduizend gaf Jezus te eten,
rondom Hem gezeten in ‘t gras.
Dit wonder van liefde getuigend,
liet allen Gods grootheid hen zien.
Die Hij aan zijn kind’ren betuigend,
van overvloed boven de tien.
Zo rijk schenkt de Heer Zijn genade,
zo toont Hij met macht wie Hij is.