en met haar glans omgeven.
Wordt oog en hart omhoog gericht,
naar de poort van het Leven.
Geheven boven alles uit,
en zwevend voortgedragen.
Klinkt naderend het feestgeluid,
van blijde hemeldagen.
De deuren staan open van de poort,
en door het Licht getrokken.
Verschijnt het Leven dat daar gloort,
in liefd' er bij betrokken.
Omgeven door muziek en dans,
omstraalt door hemelvreugde.
Legt God de Vader daar de krans,
van 't heil dat blij verheugde.