de schepping zingt Gods grootheid uit.
Ja al wat leeft mengt zich in koren,
tot God met vreugdevol geluid.
De narcissen met hun trompetten,
al wat er bloeit vermeldt Gods eer.
Niets kan hun grote vreugd beletten,
hun loflied herhaalt zich steeds weer.
De schepping toont ons al haar weelde,
die onze ogen, harten raakt.
En elk seizoen weer blijft verbazen,
hoe schoon God alles heeft gemaakt.
De schitterende groene velden,
divers in al hun bloemenpracht.
De watervallen die ons melden,
hun imposante waterkracht.
In grote en in kleine dingen,
zien wij de hand van God steeds terug.
De krekels zingend in de zomer,
d' aanwezigheid van mier en mug.
De groene kikkers in het water,
met hun bekende kwaakconcert.
Staand bij het zachte beek geklater,
in 't bos het drinken van een hert.
Laat ons dan met de schepping juichen,
tesaam met alles wat er leeft.
Terneder knielen en ons buigen,
voor Hem die aan ons ’t leven geeft.
Laat lof en dank ten hemel klinken,
steeds weer om al die schone pracht.
Die wij rondom ons heen zien blinken,
en door Gods woord tot stand gebracht.