Nederlandse-gedichten

God is voor ieder mens barmhartig
genadig liefdevol en trouw.
Niemand is als God zo ruimhartig
bij Hem staat niemand in de kou.
Met warmte blijft Hij ons omgeven
Hij koestert allen in Zijn hand.
De Heer Hij schonk aan ons het leven
en d' aarde als bewoonbaar land.

Al wie Hem kent weet zich geborgen
steeds voortgedragen in Zijn licht.
Zich openbarend elke morgen
als 't weer voor ons wordt opgericht.
Behoeften zal God steeds vervullen
Hij schenkt wat ieder nodig heeft.
Zal al Zijn gaven rijk onthullen
die Hij aan ons in liefde geeft.

De schuld en zond' die wij bedreven
waarmee ons leven is belast.
Worden belijdend door God vergeven
door Hem die reinigt en schoon wast.
God laat vergeven zonden zinken
naar 't allerdiepste van de zee.
Hij schenkt ons brood geeft wijn te drinken
Zijn hand voert liefdevol ons mee.
Woorden om te eten, woorden ons tot spijs.
Woorden tot vertroosting op de lange reis.
Woorden die ons richten op ons levenspad.
Woorden van vertrouwen, woorden als een schat.

Woorden vol van liefde, woorden van sjaloom.
Woorden van genade, woorden als een droom.
Woorden van vergeving aan ons uitgezegd.
Woorden van een toekomst, voor ons weggelegd.
Wij mogen in het licht vertoeven
dat God voor ons heeft opgericht.
Zo laat Hij ons Zijn liefde proeven
genadig mild op ons gericht.

God die voor ons het licht wil wezen
daarvan de bron en oorsprong is.
Door Hem wordt goedheid, trouw bewezen
Zijn liefde is 't geheimenis.
 
Door 't licht en liefd' van God gedragen
door beiden dagelijks omhuld.
Reikt God Zijn hand 't met Hem te wagen
wiens woord beloften rijk vervult.

Melodie lied 412 uit Gezangen voor Liturgie (RK bundel)
en melodie lied 488A in L.v.d.K.
Door God gekoesterd en geborgen,
omgeven door het gouden licht.
Bewust de Heer blijft voor ons zorgen,
die al Zijn liefde tot ons richt.
Dat moet en zal ons hart versterken,
en aan ons schenken moed en kracht.
Niets kan de macht van God beperken,
hulp mag altijd van Hem verwacht.

God vouwt Zijn handen om ons samen,
beschermend om ons leven heen.
Hij kent en roept ons elk bij namen,
Hij laat nooit af laat nooit alleen.
Zijn trouw en liefde laat Hij voelen,
die als een mantel ons bedekt.
Zijn woord spreekt ons van Zijn bedoelen,
dat vreugd in onze harten wekt.

Zijn vinger wijst ons heen naar morgen,
naar uur en tijd die komen gaat.
Een toekomst blij en zonder zorgen,
het land dat ons te wachten staat.
Wij mogen 't land eens binnentreden,
wij komen eenmaal voorgoed thuis.
Richt dan vertrouwend vast uw schreden,
tesaam met ons naar 't Vaderhuis.

Melodie: Licht dat ons aanstoot in de morgen
en bundel Tussentijds nr 118
Een mens kan slechts naar morgen kijken
veel verder kijken kan hij niet.
Is niet als God van wie wij weten
dat Hij de toekomst overziet.
Beperkt daartoe blijkt ons vermogen
wetende wat ons eenmaal wacht.
Wat God in wijsheid afgewogen
voor u en mij reeds heeft bedacht.

God heeft in liefde toegesloten
wat Hij voor elk in petto heeft.
En dat in liefdevorm gegoten
van wat Hij eenmaal aan ons geeft.
Hij zal 't uiteindelijk openbaren
dan wordt de uitkomst ons getoond.
In liefd' die Hij ons blijft verklaren
worden wij eens met heil beloond.
Wij zijn op weg, op weg naar morgen,
waar ons Gods blijde toekomst wacht.
Omzoomt door 't licht daarin geborgen,
dat met ons meetrekt dag en nacht.
God wijst en effent onze paden,
de weg die onze voet zal gaan.
Waarop geen onheil ons zal schaden,
maar waar Hij voor ons in zal staan.

Waar nodig zal de Heer ons schragen,
en zet Hij vast de wankele voet.
Vermoeiden zal Hij liefd' vol dragen,
Hij Herder vormt ons tot een stoet.
Zijn oog en staf die ons bewaken,
Zijn mond roept ieder bij zijn naam.
Zodat wij tot ons doel geraken,
Zijn hand houdt veilig ons tesaam.

Geen van Zijn kudde zal verdwalen,
wie steeds zal volgen 's Heren stem.
Hij zal het einddoel zeker halen,
hem treft geen struik' ling, val of klem.
Want al wie gelooft zal eens aanschouwen,
in 't licht wat God hem heeft beloofd.
Door op Gods woord als rots te bouwen,
beloften die hij heeft geloofd.

Wij zullen jubelen en juichen,
als Gods beloften zijn vervuld.
En wij voor Hem de koning buigen,
als ons het Godsrijk wordt onthuld.
Dan zullen wij van vreugde springen,
ons loflied klinkt voor Gode op.
Wanneer wij 's Heren naam bezingen,
stijgend naar 's hemels hoogste top.


Melodie: Licht dat ons aanstoot in de morgen
en bundel Tussentijds nr 118
In nood mag je Gods hulp ervaren
Zijn hand in liefde toegereikt.
Een warme stem die blijft verklaren
dat God met jou Zijn doel bereikt.
Gods trouw en liefd' houdt je in leven
Hij draagt je door de zwartste nacht.
Wanneer die plots je zal omgeven
dan schenkt de Heer je moed en kracht.

In donkere tijden van je leven
voelend de bodem van 't bestaan.
Door 't duister van de put omgeven
reikt God je steeds het licht weer aan.
Je kunt niet uit Gods handen vallen
Hij die zich over jou ontfermt.
Maar richt ze op als hoge wallen
waarmee Hij je voor 't kwaad beschermt.

Het zijn die handen die je dragen
waarin je vast geborgen bent.
Blijf God om Zijn beschutting vragen
in moeiten tot de Heer gerend.
Hij zal je sluitend in Zijn armen
van binnen brengen weer tot rust.
Zo toont de Heer jou Zijn erbarmen
maakt van Zijn trouw en liefd' bewust.

De tekst is te zingen op de melodie van Psalm 118 LvdK
Heer mijn lied klinkt U ter ere,
om Uw grootheid liefd' en trouw.
'k Wil Uw Naam met lof vermeren,
U de rots waarop ik bouw.
'k Leg mijn leven in Uw handen,
Vader vorm mij naar Uw wil.
Laat de liefd' in mij ontbranden,
maak mij nederig en stil.

'k Mag bij U Heer steeds weer komen,
met mijn zorgen angst en pijn.
U mijn schuilplaats, onderkomen,
wil mijn schutse en vesting zijn.
Vader die vol mededogen,
meetrekt op mijn levenspad.
'k Draag Uw liefde in mij mede,
als mijn grootste rijkste schat.

Heer Gij wilt mijn leven leiden,
uit de diepten naar omhoog.
Schenk aan mij het hartsverblijden,
trek mij tot Uw hemelboog.
Waar ik eens met al Uw eng'len,
juichend prijs, U lof en eer.
En met hart en mond het uitzing,
U bent koning, U mijn Heer.

Vader in het uur van sterven,
wees mijn ziel en geest nabij.
Dat ik spoedig mag beërven,
eeuwig leven aan Uw zij.
Die mijn leven houdt geborgen,
in de holte van Uw hand.
En ontdaan van aardse zorgen,
in laat gaan in 't Vaderland.

Melodie: Samen in de naam van Jezus
en lied 464 Liedboek v.d. Kerken.
Een mens blijft zoeken naar de sporen
waarin hij iets van God ontwaart.
Hij wil zo graag iets zien en horen
wat het bestaan van God verklaart.
Toch hoeft de mens niet ver te zoeken
bewijzen vindt hij om zich heen.
Die op zijn vraag succes laat boeken
waardoor onduidelijkheid verdween.

Kijk maar eens rond met open ogen
met daarbij een ontvankelijk hart.
Dan raakt de mensenziel bewogen
door wat God eens heeft opgestart.
De wonderen zijn niet meer te tellen
aanschouwende in de natuur.
Die van Gods almacht ons vertellen
God die wil zijn als naaste buur.

Verwondering moet ons bevangen
als wij 't geschapene rondom zien.
Maar 't stilt nog steeds niet ons verlangen
om toch een glimp van God te zien.
Dat echter zou ons oog verblinden
wij kunnen in Gods licht niet staan.
De gloed daarvan zou ons ontbinden
door kwaad en zond' door ons begaan.

Toch is het mogelijk te bespeuren
de scheppings grootheid van de Heer.
De wonderen die Hij liet gebeuren
en nog geschieden keer op keer.
Het is bekend velen ontkennen
dat waarlijk er een God bestaat.
Vader om steeds naar toe te rennen
in ons gebed als 't moeilijk gaat.

Ik geloof en richt mij op de feiten
die wijzen mij op Gods bestaan.
Wiens woord van trouw en liefd' nooit splijten
bindend wil zijn in 't samengaan.
Die God heb ik mijn hart gegeven
vertrouw 'k volledig op Zijn woord.
Dat ik eenmaal eeuwig zal leven
in 't licht van 't Goddelijk hemels oord.
Hoor naar de stem van onze Heer
de herder die wil leiden.
Hij roept Zijn schapen telkens weer
tot gaan naar groene weiden.
En voeren wil uit 't dor bestaan
om achter Hem de weg te gaan
die voert tot hartsverblijden.

Hij telt Zijn kudde keer op keer
geen schaap mag gaan verloren.
Hij zoekt wie afdwaalt telkens weer
brengt terug waarbij zij horen.
De kudde door Zijn staf geleid
Zijn schapen die Hij hoedt en weidt
bij nacht en ochtendgloren.

Hij voert Zijn kudde overal
langs bergen en door dalen.
Naar bronnen waar zij drinken zal
en rust en vrede stralen.
Hij is hun Hoeder in de nacht
houdt over allen trouw de wacht
opdat zij niet verdwalen.

Hij brengt Zijn kudde veilig thuis
door ontij en door stormen.
Hij laat Zijn doel, het gaan naar huis
door machten niet vervormen.
Hij is de Weg, de Deur der stal
waardoor de kudde binnen zal
beschut zijn voor de stormen. 


Melodie lied 169 Liedboek v.d. Kerken.
Vrienden laat de moed niet zinken
is het woord dat Jezus spreekt.
Zie in 't leven Mijn licht blinken
dat in 't duister nooit ontbreekt.
Ik laat het elke dag weer schijnen
zodat 't iedereen verblijdt.
't Licht dat nimmer zal verdwijnen
maar waarin Ik u verder leid.

Weet dit licht blijft eeuwig stralen
verliest nimmer glans en kracht.
Want het blijft voor u verhalen
van Mijn overwinningsmacht.
Blijf getrouw dit licht maar volgen
stralend in de duisternis.
Die er eens door wordt verzwolgen
en er daarna nooit meer is.

Want Ik ben tot u gekomen
's werelds licht dat voor u schijnt.
Waar u biddend van bleef dromen
en uw leven thans omlijnt.
Koester u dan in de stralen
die Ik met warmte tot u zend.
En u van Mijn liefd' verhalen
zoals een mens die niet kent.
De Heiland der wereld is tot ons gekomen.
Gods Zoon roept vol liefde zijn kinderen op.
Hij wijst hen de weg wie tot Hem komen stromen.
Hij zegent geneest, en Hij richt hen weer op.
Hij wil hen van kwalen en zonden bevrijden
en ziet met zijn ogen het diepst van hun hart.
Hij heeft voor de wereld de zonden gedragen,
geslagen gekruisigd, gekromd onder smart.

Vandaag ook roept Jezus om tot Hem te komen.
Hem volgend in 't voetspoor en horend zijn stem.
Die ons als een herder, zijn schapen wil weiden
ons aanspreekt ons nodigend met zachte klem.
Hij strekt ook vandaag nog zijn handen geopend
zijn armen voor zoekenden wijd uitgespreid.
Zijn hart wacht hen op diep vervuld van zijn liefde,
en ieder die komt wordt er stil door bevrijdt.
Wie met liefd' in 't hart kan kijken
begiftigd is met Gods gena.
Laat ook van die liefde blijken
toont ze ook en laat niet na
om de liefde uit te delen
rijk geduldig in het rond.
Aan zijn naaste en zo velen
komend uit zijn hart en mond.

Want waar liefde wordt gegeven
en gevoeld, geproefd, gedeeld.
Daar is rijkdom in het leven
waar de liefd' wordt uitgedeeld.
Weet de liefde zoekt een woning
in het hart van ieder mens.
Waar zij zoekt naar haar bekroning
naar Gods woord en naar Zijn wens.

 
Op vredevleugels wiekt het licht
waarmee 't komt aangevloden.
Met brede slagen naderend
golft het, en vredeboden
vertellen ons van 't komend heil
in oude boeken bladerend.
Verwijzend naar de profetie
die thans aan ons vervuld.
De wereld lichtglans openbaart
waarmee zij wordt omhuld.

Op vredevleugels wiekt het licht,
dalend op d' aarde neer.
En spreidt haar vleugels wijd,
licht uit de hemelsfeer.
Licht dat ons aanraakt vederlicht,
licht dat ons hart beroert.
Verwarmend licht dat ons beklijft,
en vrede met zich voert.
Licht dat in 't duister schijnen blijft,
de mond het duister snoert.

Jezus Hij laat geen mens alleen
Hij laat wie tot Hem komt dat blijken.
Zijn trouw en liefd’ geldt menigeen
voor Hem is iedereen gelijke.

Hij is de Heer die wonderen toont
waarover mensen zich verbazen.
Waar Hij de minsten mee beloont
brengt daarmee ’t priestervolk tot razen.

Na al wat er beschreven is
hoe Hij tot ’t laatst dronk uit de beker.
Voltrok zich het geheimenis
stelde Hij ’t eeuwig leven zeker.

Ook heden blijft de Heer nabij
Zijn liefde en trouw blijft ons omvatten.
Hij gaat aan noden niet voorbij
en blijft ons bij de handen vatten.

Zijn zegen zendt Hij op ons neer
met gaven wil Hij ons verblijden.
Hij schenk ze ons dagelijks keer op keer
ook deze tijd blijft Hij ons leiden.

Hij voert ons naar de toekomst heen
die God aan ieder mens beloofde.
Waar vreugde is en geen geween
voor elk die in Zijn woorden geloofde.

Gij maakt met ons een nieuw begin,
de weg tot God ontsloten.
Wij ademen het Leven in,
door zuiver licht omsloten.
Gij draagt ons allen en het hout,
wat hoog staat opgesteld,
is ons het teken van gena,
van vrede weer met God hersteld.

Gij maakt met ons een nieuw begin,
Gij reinigt, begenadigt.
Van schuld en zonde maakt Gij vrij,
met zegen Gij verzadigt.
Gij heft ons moede hart omhoog,
wist tranen van 't gezicht.
En legt Uw handen op ons neer,
waarmee Gij ons weer blij opricht.

Gij maakt met ons een nieuw begin,
de hemel die gaat open.
Gij toont de glanzen van Uw rijk,
laat zien waarop wij hopen.
Omstraalt door 't licht dat vrolijk schijnt,
daalt vrede tot ons neer.
De nacht verdwijnt de dag genaakt,
het duister heeft geen invloed meer.

Hij wijst in liefde ons de weg
in liefde omringend met Zijn zegen.
En overal waar wij ook gaan
komen wij steeds Gods goedheid tegen.

Wie stil zijn oor te luisteren legt
kan duidelijk Gods roepstem horen.
Al wat Hij spreekt kan men verstaan
met open hart en open oren.

Al wie de stem des Heren volgt
zal in zijn leven niet verdwalen.
Maar is verzekerd dat hij ’t doel
zijn eindbestemming eens zal halen.

Ontsluit je hart en laat Gods vrede binnen,
open de poort dan komt Gods rijk nabij.
Dan kan Zijn Geest het grootse werk beginnen,
en vestigt God op d' aard Zijn heerschappij.

Van binnenuit treedt dan Gods rijk naar buiten,
en maakt Hij zichtbaar wat Hij heeft bedoeld.
Aan ieder die voor Hem zijn leven wil ontsluiten,
schenkt Hij Zijn licht met liefde steeds omspoeld.

Dan gaat Zijn rijk gestalte krijgen in de mensen,
begint een nieuwe schepping groots en wereldwijd.
Waar mensen liefdevol elkaar de vrede wensen,
voleindigt God hun werk op aard', in eeuwigheid.
Licht dat mij aanraakt mij wil raden
licht dat doorbreekt met gouden glans.
Licht dat mij bindt met duizend draden,
licht dat mijn hart verlicht nochthans.
Licht dat met gouden glans omgeven,
blijft zweven hangend om mij heen.
Dat is het licht het licht ten leven,
het blijde licht dat mij verscheen.

Licht dat blijft stralen alle dagen
geheiligd licht dat nooit verbreekt.
Beveil'gend licht dat op komt dagen,
gezegend licht dat nooit verbleekt.
Licht dat de morgenstond zal kleuren,
met heldere stralen wereldwijd.
Licht dat uit 's hemels open deuren,
genadiglijk haar stralen spreidt.

Licht met dit licht steeds overgoten,
in kringen van oneindigheid.
Licht waar mijn leven mee omsloten,
het heerlijk licht der eeuwigheid.
Licht uit de hemel neergevallen,
weerkaatsend Goddelijke schijn.
Licht dat met duizenden kristallen,
blijft schitteren zo klaar en fijn.

Melodie: Licht dat ons aanstoot in de morgen
en bundel Tussentijds nr 118
Wees niet bezorgd, God leid je wel,
Hij wijst je pad en wegen.
Waarop je voeten kunnen gaan,
Hij stelt ze tot een zegen.
Wees toch niet angstig niet bevreesd,
en niet bedrukt voor morgen.
De Heer die in de toekomst leest,
zal dan ook voor je zorgen.

Grijp telkens weer opnieuw Zijn hand,
waaraan Hij jou wil leiden.
Hij heeft je immers vast beloofd,
Hij zal nooit van je scheiden.
Want Zijn gena, Zijn liefde en trouw,
daar blijf je in geborgen.
De Heer heeft steeds in ogenschouw
het rijk geluk van morgen.

Hij draagt je over drempels heen,
Hij neemt je in Zijn armen.
Want Vader laat je nooit alleen,
Hij wil je hart verwarmen.
Je weet toch dat je bent Zijn kind,
waarover Hij blijft waken.
Die steeds weer 't duister overwint,
't voor jou weer licht zal maken.