Nederlandse-gedichten

Wat kan een mens je kwetsend raken
waardoor in ´t hart een wond ontstaat
je daardoor ongelukkig maken
tranen door verdriet lopen laat.

Wat kunnen ´t woord en onze daden
als men elkaar niet echt begrijpt
elkander toch ontzettend schaden
en naar verkeerde woorden grijpt.

Wees toch bedacht in woord en spreken
van wat zal vloeien uit uw mond
en ´t hart van ´d ander daarmee breken
waarmede het scherp wordt doorwond.

Spreek toch niet telkens met verwijten
want dat lost immers echt niets op
en laat een band in tweeën splijten
zet vaak de wereld op zijn kop.

Laat ieder in zijn spiegel kijken
voordat hij scherpe woorden spreekt
waarna daaruit meestal zal blijken
hoe men zelf  in elkander steekt.

Laat wijsheid dan uw tong bewaken
betracht veel liefde en geduld
om daar tot ´t doel mee te geraken
dat u als mens met vreugd vervult.
     
 
 
 

 



Ga getroost op 's Heren wegen,
wandel vrolijk in Zijn licht.
Hij bedauwt u met Zijn zegen,
houdt uw oog op Hem gericht.
's Heren trouw zal nimmer wijken,
waar uw weg ook heen mag gaan.
Aan de hemel zal steeds prijken,
't licht van sterren, zon en maan.


Ga getroost op 's Heren paden,
ga de weg die Hij u wijst.
Met Zijn liefde overladen,
en Zijn trouw die met u reist.
Ook al zal het pad soms kronk'len,
over bergen en door 't dal.
Steeds zal boven u weer fonk'len,
't licht waarin Hij leiden zal.


Ga getroost op 's Heren wegen,
wandel in Zijn licht verblijdt.
Weet dat in uw voor en tegen,
nooit Zijn liefde van u scheidt.
Laat u door Zijn woord steeds leiden,
dat Hij tot u spreken doet.
En uw hart er door verblijden,
als een lamp zijn voor uw voet.
Justus A. van Tricht


25 juni 2006

Wanneer de zonde op ons drukt
dan mogen wij die God vertellen
met wat in ’t leven is mislukt
en daarmee naar de Vader snellen.

De Heer bezit een liefd’vol hart
vol van gena en mededogen
voor alles wat niet is gelukt
en wat niet goed was in Zijn ogen.

Maar God strijkt alle plooien glad
van dingen in ons mensenleven
trekt met ons mee op ‘t levenspad
door telkens zonden te vergeven.



Als Kerstmis 't feest van vrede is,
van warmte, vuur en licht.
Waarom is op de aarde dan,
geen vrede nog gesticht?


Als lichtjes in de kerstboom zijn,
meer, dan Gods levend licht.
Op wie heeft dan de mens op aard,
zijn hoop en heil gericht.


Als Christus die de vrede is,
ons maar terloops beroerd.
Hoe wordt de wereld en de mens
dan tot dit heil gevoerd.?


Als Bethlehem gedenken blijft,
van 't Kind en verder niet.
't Slechts vierend aan een rijke dis,
dan doen wij God verdriet.


Als 't STILLE NACHT de tophit is,
de must van 't kerkelijk jaar.
Hoe komt de mens dan voor zichzelf,
met VREDE OP AARDE klaar.


Als oorlog enkel met de Kerst,
in duur wordt opgeschort.
Dan rijst de vraag, O God wanneer,
het echt eens VREDE wordt.


Als Kerstmis nu eens werken wordt,
aan vrede overal.
En wij bezield met inzet gaan,
dan schenkt God kracht ons al'.


Als wij ons voegen naar Zijn Woord,
dan schenkt Hij ons Zijn Licht.
Misschien is dan wel volgend jaar,
meer vrede op aard gesticht.


Als God en mens, gaan hand in hand,
wordt vrede eens bereikt.
Zij daalt dan op de aarde neer,
zover als het oog reikt.


Als Kerstmis 't feest van vrede is,
maak dan vandaag 't begin.
Zijn Licht dat door het duister breekt,
geeft dan ons leven zin.
Justus A. van Tricht

Gods blijde toekomst die ons wacht
biedt ons het uitzicht naar die morgen
welke nog voor ons oog verborgen
met hemelszonlicht tegenlacht.

De laatste nacht is dan verstreken
als God het licht voor ons ontstoken
waardoor de dag is aangebroken
de dag blijkt die door ons verwacht.

Gods morgenstond met blijde gloed
zal al het leven dan omgeven
wij zullen wonderen gaan beleven
als God ons op die dag begroet.



Elk mens draagt in zich levenspijn,
heeft weet van breuken en van brokken.
Die in het hart verborgen zijn,
de tranenstroom die soms deed stokken.


Het hoge woord dat maar niet kwam,
't verdriet dat moeilijk zich kon uiten.
Verdoofd en aangeslagen,lam,
niet wist waartoe hij zou besluiten.


Maar Hij die God tot hulpe heeft,
mag gaan met pijn tot God de Vader.
Met al 't verdriet wat in hem leeft,
God treedt hem in Zijn liefde nader.


Hij heelt de breuken in ons hart.
en Hij geneest de diepe wonden.
Droogt tranen en stilt onze smart,
balsemt het hart door Hem verbonden.


Wat 't leven tekenend achterlaat.
zal door Gods liefd' niet langer schrijnen.
Het is die liefde die ons baat,
die scherpt van pijn ons laat verdwijnen.


De Heer schenkt adem, Hij schenkt lucht,
Hij laat ons nimmermeer verkwijnen.
Ja al wie tot de Vader vlucht,
ziet 't blijde licht rondom weer schijnen.
Justus A. van Tricht



God zal Zijn stem eens laten klinken,
zo luid dat iedereen het hoort.
En elk Hem ziet in 't Goddelijk blinken,
die naar Zijn stem niet heeft gehoord.
Hij zal rechtvaardig ieder richten,
maakt scheiding tussen goed en kwaad.
Hanteert Zijn maten en gewichten,
Hij heenzendt en wie met Hem gaat.


Hij die op Christus doet vertrouwen,
hem treft het Goddelijk oordeel niet.
Hij zal het Godsrijk doen aanschouwen,
wat Hij Zijn volgelingen biedt.
Maar zij die niet tot Hem behoren,
die zendt Hij weg tot 't brandend vuur.
Zij gaan en zijn voorgoed verloren,
in zwarte eenzaamheid en duur.


De schapen die de Zoon deed leiden,
en deden horen bij Zijn stal.
Die kudde zal Hij eeuwig weiden,
Hij kent hun omvang hun getal.
Verzamelend zal Hij hen vergaren,
hen brengend voor Gods aangezicht.
Elk zal Gods eeuwige vreugd ervaren,
zij zullen leven in het licht.
Justus van Tricht
mei 2006

'k Wil U God een kerstkaart sturen,
van de aard' hiervan benee.
Eentje van het kerstgebeuren,
van die kleine schamele stee.

'k Ben hem nu reeds aan het schrijven,
met het juiste adres erop.
Hemelplein met nummer zeven,
linksboven van die wolkentop.

Ik heb geen zegel om te plakken,
dus die moet 'k nog halen gaan.
Bij 't loket daar op het hoekje,
voor hij op de bus kan gaan.

'k Bedenk mij God plots bij het lezen,
van de kaart die 'k aan U stuur.
Dat de postman 't zou wat wezen,
U misschien niet kent als buur.

Zou mijn kerstkaart God U wel bereiken,
als hij zoekt naar Uw adres.
Of zou hem de moed ontzinken,
bij het huis op nummer zes.

Roepend net zoals zeer vele mensen,
God, o God, waar bent U nou.
'k Ben nog steeds 't adres aan 't zoeken,
en ik sta nog in de kou.

't Lijkt mij beter lieve God,
die beloofde weer op aarde neer te dalen.
Om Uw kerstkaart post restante,
zelf maar op te komen halen.

Justus A. van Tricht


God heft Zijn zwaard en trekt ten strijde,
tegen al wat het kwaad aanricht.
Hij zal het felst gevecht niet mijden,
maar alles stellen in Zijn licht.
God kan het onrecht niet verdragen,
Zijn Wezen is gerechtigheid.
Hij stelt Zijn grenzen aan de plagen,
die ons door 't kwaad worden bereid.


Wanneer de Heer Zijn hand doet strekken,
toont Hij Zijn Goddelijke macht.
Al wat het kwade deed bedekken,
dat maakt Hij zichtbaar door Zijn kracht.
God zal het kwade niet gedogen,
en al het onrecht wat Hij ziet.
Dat zal verdwijnen uit Zijn ogen,
het toestaan doet de schepper niet.


God kent Zijn grote tegenstander,
zijn tegenstrever van het heil.
Hij kent de boze als geen ander,
manier van doen, zijn werk, zijn stijl.
Maar God Hij laat zich niet misleiden,
Hij pakt de zaken grondig aan.
Hij zal ons van het kwaad bevrijden,
en 't eenmaal in de boeien slaan.


Justus A. van Tricht


25 juni 2006



Het eer zij God heeft weer geklonken
Hoe leit dit kindeke en 't Stille Nacht.
En aan de hemel deed weer stralen,
zoals vanouds de sterrenpracht.
Het Christuskind werd weer bezongen,
de kerken waren barstensvol.
Maar buiten in de harde wereld,
vraagt oorlog nog zijn bittere tol.


Hoe kunnen wij van vrede zingen,
zolang die nog niet is bereikt.
En kerstmis vieren rond een kerstboom,
die stil in onze kamers prijkt.
Ook in de kring van de vertrouwden,
weerklinkt nog vaak het woord dat splijt.
Ook daar blijkt vrede onder mensen,
een woord doet zijn uit vroeger tijd.


Een kerstbal brengt aan ons geen vrede,
ook 't licht van vele kaarsen niet.
Want vrede moet van boven komen,
door 't kind wat ons Gods vrede biedt.
Dit kind is reeds een man geworden,
en kerstmis een gedachtenis.
Om uitziend naar Zijn wederkomen,
't dan pas op aard' echt vrede is.
Justus A. van Tricht


God laat in 't duister ons niet zinken
Hij is de brenger van het licht.
Wat Hij voor ieders oog laat blinken,
die hart en leven tot Hem richt.
Hij heft ons op uit het benauwen,
de zondenlast die aan ons kleeft.
Biedt ons Zijn trouw om op te bouwen,
Zijn liefde die ons steeds omgeeft.


Hij reikt Zijn hand ons tot bevrijden,
heeft ons geluk slechts op het oog.
Hij wil niet dat wij mensen lijden,
wist van 't verdriet de tranen droog.
God heeft Zijn woord aan ons gegeven.
dat Hij ook nimmermeer verbreekt.
Hij wil dat wij gelukkig leven,
waarvan Zijn woord ons duidelijk spreekt.

Deze tekst is zingbaar op de melodie van Ps 118
Justus van Tricht


25 juni 2006



Gevangenen zal Hij bevrijden,
'van uit hun donker grauw bestaan.
Hij zal de kerkers hen ontsluiten.
laat voor hen deuren open gaan.
Hij heft hen op uit hun beklagen,
door 't licht dat door hun muren breekt.
Wiens hart gebroken en verslagen,
de hoop de kracht het zicht ontbreekt.


Hun ziel gepijnigd door verlangen,
de worm die in hun binnenst knaagt.
Door bittere pijn en angst bevangen,
door hun gedachten aangeklaagd.
Voor hen doet Hij het licht ontsteken,
wil helen wonden, het gemis.
Voor hen laat Hij de dag aanbreken,
bevrijding uit benauwenis.


Hij breekt de kluisters die omknellen,
'met liefdewoorden balsemt Hij.
Hij zal hen in de ruimte stellen,
verbreekt de duist're heerschappij.
Neemt hen behoedzaam bij de handen,
leidt hen op wegen naar herstel.
Zijn levend licht doorsnijdt hun banden,
Hij zegent hen en doet hen wel.


Hij laat hun ogen helder stralen,
in daglicht dat hen wereld wijd.
Opnieuw bevrijdt laat ademhalen,
licht dat zich over hen verspreid.
Hij laat hen jubelen en juichen,
schenkt vrede die hun hart vervult.
Hij doet Zijn liefde hen betuigen,
waarmee Hij rijkelijk hen omhult.


Hij roept hen op tot Hem te komen,
wiens hart vermoeid, beladen zucht.
Hij biedt hen dak en onderkomen,
wie met zijn noden tot Hem vlucht.
Hij neemt de lasten van hun schouders,
waaronder zij zo zwaar gebukt.
Daarvan bevrijdt niet hoeven dragen,
't gewicht dat hen ternederdrukt


Hij wil verlichten onze lasten,
de zorg, de druk van ons bestaan.
Wij mogen als genode gasten,
met Hem, verblijdt aan tafel gaan.
Hij schenkt ons brood en wijn tot spijze,
Zijn teek'nen van verbondenheid.
Wij zullen dank en eer bewijzen,
Hem die ons heil heeft toebereid.


De tekst is door de auteur getoonzet en op verzoek verkrijgbaar

Justus A. van Tricht


De Heer heeft ons van harte lief,
Hij laat Zijn grote trouw ons blijken.
Hij schenkt ons blijdschap en gerief,
wil met Zijn gaven ons verrijken.
Zijn goedheid die is onbeperkt.
Zijn liefd' blijft ons omgeven.
Zijn woord het licht dat steunt en sterkt,
wil 't richtsnoer zijn in heel ons leven.


Wie aan de hand des Heren gaat,
die mens gaat nimmermeer verloren.
Zich door de Heer steeds leiden laat,
weet d' Heer Hij heeft hem uitverkoren.
Want hij zal wandelen in het licht,
dat God uitbundig blij laat sprank'len.
Dat hem op rechte paden richt,
zorgt dat zijn voet nimmer zal wank'len.


God wil dat wij Zijn kinderen zijn,
ons eenmaal in Zijn huis vergaren.
Een feest bereidt met spijs en wijn,
aan ons Zijn vreugde openbaren.
Die nimmer eindigt, eeuwig duurt,
door glans en heerlijkheid omgeven.
Wij door de liefde aangevuurd,
om altijd bij de Heer te leven.
Justus A van Tricht


24 juni 2006


Als op een troon gezeten,
begint hij zijn proloog.
En galmt breed uitgemeten,
een loflied van omhoog.
 
 Hij laat de stemmen zingen
en mengt met held're klank.
Laat 't orgel ons omringen,
aan God gewijde dank.
 
Trakterend de klavieren,
gesteund door het pedaal.
Uit hemels vertieren,
weerklinkt trompetsignaal.
 
 Zo schildert hij in kleuren,
 elk lied met zijn palet.
 En worden hartedeuren,
 voor 't woord opengezet.
 
 Dan juicht hij met de scharen,
 en stuwt ten hemeltop.
 In zangen die verklaren,
 God lof naar Sion op.
 
Tussen hemel en d' aarde,
brengt hij een band tot stand.
En schenkt elk lied die waarde,
met zicht op 't Morgenland.
 
Prestanten en mixturen,
vermengd met quint en fluit.
Legt hemelse figuren,
in mensenharten uit.
 
Zijn evangeliseren,
is Gode dienstbaar zijn.
Om in 't preludieren,
steeds dienaar weer te zijn.
Justus A. van Tricht
 
 


Er is een Vader met een hart,
dat steeds blijft uitzien naar Zijn kind'ren.
Die Hij met open armen wacht,
wiens liefd' hun komst nooit zal verhind'ren.
Hoe ook hun levensloop zal gaan,
en welke wegen zij verkiezen.
Hij blijft hen volgen in 't bestaan,
zal hen nooit uit het oog verliezen.


Wan d' Hemelvader is 't die zorgt,
Zijn liefde blijft hen steeds omringen.
Het is Zijn sterke hand die borgt,
Hij schenkt aan hen Zijn zegeningen.
Er zijn ook kinderen die verdwaalt,
de weg weer zoeken, maar niet vinden.
Tot op een dag door Hem bepaald,
zij terug doen keren als beminden.


Want Vader wijst geen kind ooit af,
Hij laat hen door het leven leren.
Dat liefde wint en nooit de straf,
die hen tot Vader terug laat keren.
Vaak houdt Hij hen de spiegel voor,
waaruit Zijn liefde steeds zal blijken.
Totdat wie afdwaalden gehoor,
doen geven en weer naar Hem kijken.


Hij wil dat al Zijn kinderen komen,
eens weer verzameld in Zijn huis.
Dat is hun veilig onderkomen,
wat Hij hen aanbiedt door het kruis.
Hij heeft tot hen Zijn Zoon gezonden,
voor iedereen de weg bereidt.
Hij is het die bevrijdt van zonden,
Gods kinderen, weer naar huis toe leidt.
Justus A. van Tricht


24 juni 2006


De engel had tot haar gesproken,
aan haar het woord van God gemeld.
Dat zij door Hem was uitverkoren,
in 't heilsplan door Hem opgesteld.

Zij zou de moeder zijn en dragen,
de zoon van God die door Zijn Geest.
In haar het zaad, de vrucht zou planten,
van Hem die komt en ons geneest.

God zou in haar het heil doen groeien,
zoals Hij dat had uitgedacht.
Maria zou het kindje baren,
naar 't woord door Gabriel gebracht.

Haar schoot werd door de Heer gezegend,
haar hart verwonderd en verblijdt.
Zij heeft de Schepper lofgezongen,
en Hem haar loflied toegewijd.

Verwachting wordt uit haar geboren,
belofte wordt in haar vervult.
God zal het grote licht doen schijnen,
wat mens en wereld blij omhult.
Justus A. van Tricht


Als jij de weg bent kwijt geraakt,
dan kun je altijd terug.
Er is er een die 't mogelijk maakt,
want Jezus is de brug.
Die weer naar huis tot Vader leidt,
nadat je was verdwaald.
Hij is het die van angst bevrijdt,
je weer naar huis toe haalt.


Je hoeft niet door het donkere woud,
van stille eenzaamheid.
Niet door een landschap kil en koud,
in zijn oneindigheid.
Maar in Gods weiden groen en stil,
waar je eens blij vertoeft.
Daar zul je zijn om Jezus wil,
en 't levenswater proeft.


Weet, Jezus neemt je, bij de hand,
als jij er Hem om vraagt.
Die gaande met je hand in hand,
je voet weer richt en schraagt.
Hij wijst de weg die je moet gaan,
en gaat je daarop voor.
Weer op het huis van Vader aan,
je leidend in Zijn spoor.
Justus A van Tricht


24 juni 2006


Zij had het blijde bericht doen horen,
dat d' engel Gabriel haar bracht.
Maria, zij was uitverkoren,
voor 't plan dat God had uitgedacht.
Zij maagd, zou de Verlosser baren,
't kind door Gods Geest in haar geplant.
God liet haar hart de vreugd ervaren,
zij bleek de dienstmaagd naar Gods hand.

In haar had God de vrouw gevonden,
die dragen zou het Goddelijk Kind.
Het Licht der Wereld dat de zonde,
wegdraagt, de mens met God verbindt.
Maria heeft haar lied gezongen,
het grote loflied op de Heer.
Van vreugd gehuppeld en gesprongen,
en God gedankt voor deze eer.

Zij heeft haar blijdschap mogen delen,
Elizabeth haar bloedverwant.
Ook daar deed 't woord van God bevelen,
nieuw leven scheppend door Zijn hand.
Zie hoe de Heer door wonderdaden,
Zijn heil, de toekomst veilig stelt.
En door genade overladen,
de weg van licht en vrede meldt.

Maria's kind zal Jezus heten,
Johannes heet Elizabeths kind.
Want gaande weg wordt niet vergeten,
hoe God hun wegen samenbindt.
Johannes wordt de wegbereider,
voorloper van Immanuel.
Doen wijzen op de grote leider,
in 's kemelsharen ruige vel.
 
Justus A. van Tricht


 


Leg alles biddend voor Hem neer,
van wat er in je hart doet leven.
Spreek in de stilte tot de Heer,
die luistert en zal uitkomst geven.
Kom maar tot Hem met al je vragen,,
hij maakt wat donker is weer licht.
En laat dat voor je ogen dagen,
wat door Zijn hand wordt opgericht.


In 't biddend met de Heer verkeren,
ligt immers onze grootste vreugd.
Hoe Hij in wijsheid ons wil leren,
leidend tot levenslust en deugd.
Hij weet van zwakheid, ons beperken,
van onze zonden, en van schuld.
Maar Zijn vergeving doet bewerken,
dat vredesfeer harten omhult.


Dit leven is vaak biddend strijden,
door alle moeiten die er zijn.
Het lijden en de donkere tijden,
de eenzaamheid, de smart,de pijn.
De Heer laat steeds het licht weer stromen,
dat uit de hemel tot ons vloeit.
Wil zijn de schuilplaats,'t onderkomen,
de rustplaats, als ons druk vermoeit.
Justus A van Tricht


24 juni 2006



Hij zal het zijn die ons verlost,
Hij is 't die wij verwachten.
Hij die genoemd wordt Vredevorst,
uit Davids nageslachten.
Hij zal ons tot een koning zijn,
met heerlijkheid bekleed.
Zijn majesteit, zijn licht, zijn schijn,
omspant ons hemelsbreed.

Nu nog een kind, maar eens een man,
behorend tot de sterken.
Gods Zoon de Mens die alles kan,
en dat zonder beperken.
Wiens woord geroemd dat wonderen doet,
dat liefde proclameert.
Die mensen open steeds ontmoet,
vergeeft wie zich bekeert.

Dit kind dat zieken helen zal,
en doden laat verrijzen.
Ligt hier geboren in een stal,
Zoon van Gods gunstbewijzen.
Hij draagt eens 't kwaad de wereld uit.
aan 't kruishout wat Hem wacht.
Daarmee vervult Hij Gods besluit,
en wordt Gods wil volbracht.

Hij zal het zijn die ons verlost,
Hij is 't die wij verwachten.
Hij die genoemd wordt Vredevorst,
uit Davids nageslachten.
Hij zal ons tot een koning zijn,
met heerlijkheid bekleed.
Zijn majesteit, zijn licht, zijn schijn,
omspant ons hemelsbreed.
 
Justus A. van Tricht