Ik maak steeds weer opnieuw de telling,
de optelsom van alle plus en min.
De uitkomst is voor mij de vaste stelling,
wat doorslaggevend blijkt aan nut en zin.
Zo kan ik negatief en positief bekijken.
en ‘k tel ’t totaal van beide dingen op.
Om zo de uitkomst steeds te vergelijken,
van plus en min in dal en top.
Zo heb ik overzicht van al mijn zegeningen,
ziend de balans van alle goeds en ’t kwaad.
Zoals aan mij de schaal des levens deze dingen,
voor ogen stelt en mij beschouwen laat.
Soms doet de min de plus verdringen,
en heeft bij ’t tellen dan de overhand.
Dan blijkt de pluskant zich omhoog te wringen,
en heeft die zijde weer de hoogste stand.
Al schommelend gaan plus en min steeds beiden,
een wedloop aan om de uitkomst van ’t getal.
Zij tonen mij de stand van vreugd en lijden,
van hoogtepunten tot het diepste dal.
Eens komt er aan die telling toch een einde,
aan ’t eind van ’t leven makend mijn balans.
Van beiden wordt de hoogste som de omlijnde,
dan blijkt welk krijgt de overwinningskrans.
Dan hoop ik dat de goede God zal tellen
van positief de uitkomst en niet ’t kwaad.
Die ’t negatieve beeld hem laat vertellen
en Zijn gena die uitkomst liefd’vol overslaat.
Om de balans dan voor mij op te maken
en zeggen kind je hebt je best gedaan.
Door Christus mag je in Mijn hemel binnen raken
waar ook voor jou de deuren zullen openstaan.