Tastend en zoekend is vaak ons gaan,
trekkende langs ’s levens wegen.
Moeiten en zorgen kent ons bestaan,
wisselend is voorspoed en zegen.
Lichte en donkere tijden zij zijn,
wat bij het leven blijft horen.
De vreugd’ het verdriet, het leed en de pijn,
is ’t menselijk leven beschoren.
Wij gaan onze wegen en dragen de last,
het kruis wat om kracht steeds laat vragen.
Wij mensen met schuld en met zonde belast,
zo trekken wij voort door de dagen.
Maar al wie met God door het leven wil gaan
en zich door Zijn woorden laat leiden.
Zij kennen de vrede de rust in ’t bestaan,
waarmee Hij hun hart wil verblijden.
Als draaglast en draagkracht te zwaar voor ons wordt,
is het God die ons juk wil verlichten.
Wanneer op ons bidden Zijn Geest uitgestort,
in ons hart die ons leven wil richten.
Dan gaan wij in kracht die de hemel verleent
en weten van ’t Goddelijk beminnen.
Wat leert dat de liefde, ons mensen vereend
en ons daag’lijks daarop te bezinnen.
Genadig is Hij die ons leven behoedt,
die zonde en schuld wil vergeven.
Wiens hand die ons laaft ons spijzigt en voedt,
wiens trouw ons altijd blijft omgeven.
Hij Heer van het leven, Hij schenkt ons het licht
en wijst ons de wegen ten leven.
Want eens wordt Zijn heil voor ons oog opgericht,
dit als Vader Zijn kinderen geven.