Als vissen uit de diepe zee,
heeft ons Uw woord gevangen.
Gij voert ons in Uw netten mee,
want het is Uw verlangen
ons voerend naar het Koninkrijk,
de stad van licht en leven.
En niet meer in het dodenrijk,
door duisternis omgeven.
Gij haalt ons in Uw net aan boord,
Gij wikt en weegt zult keuren
of wij geschikt zijn naar Uw woord,
voor ’t groots en blij gebeuren.
Maar wat niet heeft de goede maat.
niet eetbaar, bruikbaar is.
Dat werpt Gij weg wanneer de staat,
daarvan bedorven is.
Wij weten Heer wij zijn gering,
voldoen niet aan Uw maten.
Zult Gij die met Uw woord ons ving,
ons eenzaam achterlaten?
Heer zie ons toch in liefde aan,
gooi ons niet terug in zee.
Maar in Uw Rijk toch binnengaan,
Heer neem ons met U mee.