Wij trekken zingend door de nacht,
wij worden voor het feest verwacht.
En hebben onze lamp gevuld,
met blijdschap is ons hart vervuld.
Vol vreugde gaan wij dansend voort,
tot dat voor ons de morgen gloort.
Waarop weerklinken zal rondom,
het noden van de Bruidegom.
Verwachtend zijn wij blij het uur,
waarop Gods licht het heilig vuur,
dat over heel de aarde rond,
zal schijnen in de morgenstond.
De nacht voorgoed verdrijven zal
bazuinen ons met vreugd’ geschal,
vermelden onze Heer is daar,
Zijn koninkrijk zo wonderbaar.
Verzamelen zal Hij ons dan,
het duister gaat dan in de ban,
en ook de dood zal niet meer zijn,
geen ziekten meer, geen smart, geen pijn.
Wie op zijn hoofd Gods teken draagt,
wordt blij genodigd en gevraagd,
te komen in het Koninkrijk,
zo geeft Hij van Zijn liefde blijk.
Hij zal dan schenken ons een kroon,
en laat ons zitten rond Zijn troon,
in witte klederen gehuld,
en met Zijn vrede, rijk vervuld.
De aarde wordt weer paradijs,
waarop wij leven naar Gods wijs,
waar liefde voert de boventoon,
met hemel glanzen wonderschoon.
Een heerlijk feest wordt ons bereid,
dat duren zal in eeuwigheid,
met spijs en wijn in overvloed,
als ons de Bruidegom begroet.
Hij die zijn heerlijk licht ontsteekt,
maakt dat het ons aan niets ontbreekt.
In ’t Licht van zijn gezicht dat straalt,
worden wij blij tot ’t feest onthaald.