Gij hebt ze opgeschreven,
Uw woorden, goed en wijs.
De woorden ons ten leven,
op weg naar ‘t paradijs.
Gij blijft ze aan ons leren,
in liefde en geduld,
opdat wij ons bekeren,
zo wordt Uw wil vervuld.
Gij schreef ze eerst op stenen,
op tafels van graniet.
Om die ons te verlenen,
opdat een ieder ziet,
wat Gij ons stelt voor ogen,
en wat Gij van ons vraagt.
Wat Gij niet kunt gedogen,
een daarin niet versaagd.
Gij laat ze aan ons horen,
steeds klinkend weer verhaald.
Voor onze dove oren,
worden zij weer vertaald.
Tot wij er naar gaan hand’len,
zoals Gij hebt gezegd.
En in Uw waarheid wand’len,
die ons is uitgelegd.
Gij hebt ze thans geschreven,
geschreven in ons hart.,
Uw woorden ons gegeven,
aan elk van ons apart
Het groot gebod der liefde,
geschreven met Uw stift,
in ieder van ons griefde,
Gij met onwisbaar schrift.
Opdat niet gaat verloren,
het woord dat Gij eens sprak.
En ons er niet aan storen,
door leven in gemak.
Maar dat wij het volbrengen,
als Heer Uw wil, Uw wet,
daarom liet Gij ’t aanbrengen,
en er op wordt gelet!
Melodie gez 409 L.v.d.K