Heer houdt mij stevig bij de hand,
ik heb Uw liefde zo van node.
Heer maak mij sterk bij tegenstand,
in ‘t leven dat U m’ hebt geboden.
Een milde gave uit Uw hand,
waarin ik U van mijn talenten,
die ‘k van U kreeg als onderpand,
zal geven eens de som der renten.
Ik weet Uw liefde is zo groot,
wil met dat sterke koord mij binden.
Heer wees mijn Redder in de nood,
en hoeder van mijn welbevinden.
U die voor mij Uw leven gaf,
om mij van zonden te bevrijden.
U droeg voor mij de zware straf,
door aan het kruis voor mij te lijden.
Ja als geen ander weet U Heer,
hoe zwaar het leven vaak kan wegen.
Maar schenkt mij daarin keer op keer,
m’ Uw onverdiende milde zegen.
Met steeds Uw woord dat mij vertroost,
waarmee U mij weer op blijft heffen,
uit diepten als de nood het grootst,
mij laat Uw liefde en trouw beseffen.
Uw liefde en trouw kennen geen eind,
oneindig zijn zij, als Uw wezen.
Van U die is de Eeuwig Zijnd,
en mij Uw goedheid hebt bewezen.
Wanneer ik op Uw wegen wandel,
laat U mij leven in Uw licht.
En als ik naar Uw woorden handel,
is het Uw Geest die mij verlicht.
U laat niet los wat U begon,
aan mij, de werken van Uw handen.
U bent voor mij de Levensbron,
het licht dat eeuwig schijnt, zal branden.
Dat nimmer voor mijn oog zal doven,
Gij immers houdt Uw woord gestand.
Dat voor een ieder die zal geloven,
Uw heerlijk licht oneindig brandt.