U hebt de tranen Heer bewaard,
die ik voor Uw ogen heb vergoten.
U hebt ze een voor een vergaard,
en in Uw glazen kruik gesloten.
Waarop de maat staat af te lezen,
van mijn verdriet, benauwenis.
Wat mij geraakt heeft in mijn wezen,
aan pijn en onbegrip, gemis.

Zo houdt U telkens in gedachten,
de maat waarmee U troosten moet.
Als ik Uw troostwoord blijf verwachten,
dat tot mij komt in overvloed.
U neemt mij liefd’vol in Uw armen,
waarin ik schuilen mag in nood.
En toont me Uw eindeloos erbarmen,
wanneer ik in Uw armen vlood.

Die glazen kruik blijft U bewaren,
en blijft hem vullen keer op keer.
Door nieuwe tranen te vergaren,
die vallend voor Uw voeten neer.
Ook na vandaag nog zullen stromen,
om wat mij nog te wachten staat.
Aan stil verdriet, verstoorde dromen,
en uitingen van bitt’re haat.

Ik zal nog vele tranen plengen,
U weet hoeveel dat er nog zijn.
Die U nog in de kruik zult mengen,
een mengeling van vreugd en pijn.
Eens zullen vreugde tranen stromen,
na al mijn tranen van verdriet.
Wanneer U Heer zult wederkomen,
en wist wat U aan tranen ziet.

Dan zult U Heer mijn tranen drogen,
die er nog zijn ja een voor een.
Dan heelt U Heer mijn onvermogen,
en schept slechts vreugde om mij heen.
Dan zal ik vreugde tranen schreien,
als ik verlost van zonde en pijn.
Mij scharen mag in ‘s hemels reien,
om eeuwig Heer bij U te zijn.

De tranen die ik dan laat stromen,
worden als parels in Uw hand.
Als U vervult mijn toekomst dromen,
en ik blij mag leven in Uw land.
Mijn tranen worden parelketting,
waarmee U mij omhangen zult.
U plaatst ze in een hemelzetting,
wanneer de tijden zijn vervuld.
     
 
 
 

    

You have no rights to post comments