Mijn hart is weer door zorg omgeven,
de dag was weer met moeit’ gevuld.
‘k Voel mij bezwaard Heer door het leven,
door ’t stil verdriet wat mij omhult.
‘k Vind weer geen woorden om te bidden,
hoezeer ik ook naar woorden zoek.
Maar ‘k weet U bent toch in ons midden,
mijn hart voor U een open boek.
Gij ziet hoe weer mijn tranen vloeien,
zacht druppelend langs mijn gelaat.
U kent de nood die blijft vermoeien,
van zorg die nimmer overgaat.
Steeds als ik stap voor stap weer nader,
tot U en ’t uitschreeuw in mijn pijn.
Toont U zich toch voor mij een Vader,
die liefdevol nabij wil zijn.
Steeds heb ik weer dezelfde vragen,
en stuit ik weer op het waarom ?
Waarom mijn kind die last moet dragen
en om het antwoord bij U kom.
Maar daaromtrent Heer blijft U zwijgen,
er komt geen antwoord uit Uw mond.
Op wat ik naar U op liet stijgen,
aan beden die ik tot U zond.
Toch blijf ik aan Uw woord mij klampen,
aan Uw beloften mij gedaan.
Dat U ontsteken zult de lampen,
met licht waarin ik voort kan gaan.
Ik weet Gij zult mij niet begeven,
maar schenkt mij steeds opnieuw weer kracht.
Om met de moeiten in mijn leven,
te doen wat U van mij verwacht.
Dus blijf ik uitzien vol verlangen,
hoe U de dingen voor mij leidt.
Al houdt ‘t verdriet mij vaak gevangen
en is ’t mijn hart Heer dat stil schreit.
Ik weet U zult mijn tranen drogen,
want vreugd’ keert eens mijn stil geween.
Als U voor mijn verbaasde ogen,
verbrijzelen zult mijn last, die steen.