Verdriet wordt ons in ’t leven niet bespaard,
want ieder mens krijgt vroeg of laat er mee te maken.
Als ziekte of dood en tegenslag ons leven raken,
of als geweld verdrijven laat van huis en haard.
Ons leven hier kent naast verdriet ook vreugd,
en die het leven moeite waard maakt om te leven.
Die wisselend in het bestaan ons doet omgeven,
het zijn de vreugden die ons mensenhart verheugt.
Hoe hard de hand van ’t lot ons soms ook slaat,
toch zal de vreugde steeds de overhand weer krijgen.
Als wij het geschenk daarvan aan onze ketting rijgen,
de vreugden tellende als parels naar hun maat.
Verdriet en vreugd, zijn niet elkaar gelijk,
maar net als goed en kwaad, elkanders tegenpolen.
Die zoals wieken draaiend rondgaand aan de molen,
elkaar afwisselend volgen zonder ooit bereik.
Het is Gods hand die beiden voor ons scheidt,
al laat Hij soms verdriet en vreugde samenvallen.
Maar eenmaal zal voorgoed de vreugde schallen,
die Hij ons in Zijn liefde rijkelijk bereidt.