Op hoge winden daalt Hij neer,
vanuit de hemelse gewesten.
Hij zet zich op de hoofden neer,
en doet zich in de harten nesten.
Een vuurvlam doet haar daar ontsteken
waarvan de gloed het niet verschroeit.
De Geest van God laat tongen spreken,
gehoord, verstaan in taal die boeit.
Vol vreugde zet Hij mensenharten,
in vuur en vlam die niet verteert.
Maar die aan Perzen. Meden, Parten,
't verlossend evangelie leert.
Gods Geest Hij waait waarheen Hij wil,
aanzwellend met een krachtig ruisen,
In alle bomen luisteren stil,
de vogels naar Zijn heftig bruisen.
De ganse wereld doet Hij overtrekken,
en toont in vuur en vlam Zijn aard.
Aan mensenharten andere plekken,
waar Hij in vuur en vlam verklaard.
De dingen uit Gods hart gegrepen,
waar God Zijn waarde aan heeft gehecht.
En wat door ons nog niet begrepen,
ons door de Geest wordt uitgelegd.
De Heilige Geest is 't die ons leert
ons naar het woord van God te voegen,
Opdat een ieder zich bekeert,
en handelend leeft naar Gods genoegen.
Hij die Gods wil zal openbaren,
en 't licht laat schijnen op Gods woord.
Opdat wij ieder woord bewaren,
tot ons gesproken en gehoord.
Wij mogen om de gaven bidden,
de rijke gaven van Gods Geest,
Die zal Hij schenken in ons midden,
Hij maakt het steeds weer Pinksterfeest!
Het is de Heilige Geest die troost,
wanneer wij door 't verdriet bevangen,
Zijn kracht ervaren 't aller grootst,
wanneer ons hart die doet verlangen.
De Geest wil ons de vreugde schenken,
die bovenmate ons verblijdt.
Met Zijn aanwezigheid gedenken,
en ons Gods voorhof binnenleidt.
Ja alom is Hij tegenwoordig,
met inzicht, wijsheid, goede raad.
Waar wij gehoorzaam, onderhorig,
het allermeest mee zijn gebaat.
Gods Geest die ons genezing brengt,
wil lichaam, hart en ziel doorstromen.
Verlichtend onze geest besprengt,
met licht dat uit Hem voort doet komen.
Dat uit de bronnen Gods komt vloeien,
in eeuwige oneindigheid.
Waarin wij mogen groeien bloeien,
levend van Gods barmhartigheid.
Gods Geest wijst ons op Gods genade,
waarin Hij alle mensen blij.
Met hemelrijkdom overladen,
die schenken wil aan U, aan mij.
Justus A. van Tricht
25 april 2006