niets kende daarbij zijns gelijke.
Al lopende achter je baar,
met stappen die wel eeuwig lijken.
Die laatste schreden naar het graf.
waarin je nu voorgoed doet rusten.
Legde ik leeg en eenzaam af,
want jij vertrok naar verre kusten.
Maar ondanks eenzaamheid en pijn,
blijf ik toch in dat ene geloven.
Dat er een weerzien weer zal zijn,
als 'k op de ladder klim naar boven.
Dan roep ik luide uit je naam,
en hopend dat jij mij zult horen.
Om in het Goddelijk licht tesaam,
in 't hemelrijk te zijn herboren.