God laat ons van Zijn toekomst dromen
die ons door Zijn woord is beloofd.
En die er op een dag zal komen
ons aan de macht des doods ontrooft.
Dan opent Hij de hemeldeuren
dalende op de aarde neer.
En ’t wolkendek vaneen zal scheuren
omringend ons met vredessfeer.
In woord en beeld wat wij begrijpen
heeft God voor ons een beeld geschetst.
Om in ons hart te laten rijpen
geloof en verlangen wat getest
ons uit laat zien naar deze morgen
waarop Zijn koninkrijk verschijnt.
En voor ons alle aardse zorgen
voor altijd voor ons oog verdwijnt.
Een gouden stad met weidse maten
met bomen altijd durend groen.
Die daar staan langs de gouden straten
in ’t eeuwige zomerseizoen.
Waar waterbronnen en rivieren
doorsnijdend stromend door de stad.
Die daarmee het geheel opsieren
de droom die God voor mensen had.
Die gouden stad waarvan wij dromen
de hoofdstad van Gods Koninkrijk.
Die zal er op die morgen komen
gevend ons van haar glorie blijk.
Met edelstenen rijk omgeven
is dit de stad in ’t eeuwig land.
Waarin we in vrede zullen leven
voor altijd bestuurd door Gods hand.
Hier zal geen ziekte, dood meer wezen
geen rampen, oorlog of dies meer.
Hier hebben wij niets meer te vrezen
in ’t Koninkrijk van God de Heer.
Geluk, zaligheid wordt ervaren
waaraan nimmer een einde komt.
En wij met lofzangen verklaren
de eer van God die nooit verstomt.