Hun namen staan in steen geschreven,
gebeiteld sprekend op hun graf.
Als een herinnering aan hun leven,
dat God hen eens in handen gaf.
Hier staat men stil met zijn gedachten,
bij vader, moeder, kind of vriend.
Die in hun rustplaats liggen wachten,
tot zij de morgenstond weer ziend.

Op deze plaats valt alles samen,
van vreugde en gedeeld verdriet.
En noemen lippen zacht de namen,
die men in steen gebeiteld ziet.
Wie gelooft zal hier de hoop ervaren,
op ’t blijde uitzicht Gods beloofd.
Wiens hand de zielen zal bewaren,
van hen nog door de slaap verdoofd.

Maar eens zal klinken in hun oren,
de klank van het bazuingeluid.
En wanneer zij die klanken horen,
dan komen zij hun graven uit.
God roept dan allen bij hun namen,
en Hij vernieuwt hen en herschept.
Hij brengt in ’t Godsrijk hen tezamen,
waarover ’t woord hen heeft gerept.

Als God families weer herenigt,
dan is het in het Godsrijk feest.
Waar zij weer met elkaar verenigd,
nooit zo gelukkig zijn geweest.
God zet de kroon op al Zijn werken,
dan is Zijn heilsplan klaar, voltooid.
En laat Hij Zijn geliefden merken,
hoe Hij met goud hun hoofden tooit.


You have no rights to post comments