niet bij 't verdriet, niet bij de pijn.
Het uitzicht doen zij mij verblinden,
hun stroom doet haast oneindig zijn.
Ik laat hen gaan in 't eind'loos groeien,
ik weet dat God mijn Heer ze stilt.
En velen in Zijn hand laat vloeien,
die Hij mij voorhoudt, opgetild.
De Heer zal al de tranen van mij sparen,
Hij zal ze tellen, een voor een.
En in Zijn glazen kruik voor mij bewaren,
vergeten zal Hij van mijn tranen geen.
Eens op een dag zal Hij de druppels maken,
tot parels die Hij leggend in mijn hand.
Door mij verwonderd aan laat raken,
als een geschenk van liefde van Zijn kant.