spreidend zich over d' aarde uit.
Van Gods heil aan ons verhalend,
't morgenrood heeft ingeluid.
Zie de dag des Heren komend,
met door goud omringde krans.
Helder blinkend licht dat stromend,
overweldigend haar glans.
Want de duisternis zal wijken,
't licht dat alles overwint.
Staat aan 'd horizon te prijken,
't licht van 's Heren koningskind.
Dat gekomen in de wereld,
als een lichtend licht op d' aard.
Op die dag al 't duister brekend,
al Gods kinderen vergaart.
Met die grote dag op handen,
naar een toekomst met de Heer.
Blijft ons hart verlangend branden,
tot Zijn Koninkrijk daalt neer.
Houdt uw lichten daarvoor brandend,
gaand' Hem juichend tegemoet.
Als Hij neerdaalt op de wolken,
ons met liefd' en heil begroet.
't Wachten zal niet lang meer duren,
want de teek'nen wijzen klaar,
Ons rest nog de laatste uren,
tot weerklinkt : De Heer is daar!