zijn vaart is niet te stoppen,
als een rivier,
met wilde waterkoppen,
die bruisend stroomt,
uitvloeiend in de zee.
Niets wat hem remt,
of wat hem kan vertragen,
maar jagend voort,
en door de stroom gedragen,
van dag tot dag,
tot jaren een voor een.
Eens zet God stil,
het voortgaan van de tijden,
wordt de rivier,
een meer van stil verblijden,
vinden wij rust,
die duurt in eeuwigheid.