Hij die het Licht der wereld is,
is tot ons op de aard’ gekomen.
De Bron van Licht in duisternis,
waarop wij hopend deden dromen.
Ons oog is nu op Hem gericht,
wiens Licht op d’ aard nooit zal verdwijnen.
Wat door Gods hand is opgericht,
en tot in eeuwigheid blijft schijnen.
Licht dat uit ’s hemelszalen komt,
zal nooit en nimmer kunnen doven.
Het Goddelijk Licht wat tot ons komt,
is ’t eeuwig Licht dat komt van boven.
In Christus krijgt het zijn gestalt’,
en stroomt het uit over de aarde.
Waar het in mensenharten valt,
gezegend Licht van hemelwaarde.
Licht in een Kind dat als een ster,
zich met de mensheid heeft verenigd.
Dat komend van zo hoog en ver,
hun noden en hun smarten lenigt.
Dat Licht is voor ons opgegaan,
waardoor ons hart graag feest wil vieren.
Om levend in dat Licht te staan,
wat reddend hart en ziel zal sieren.
Licht dat de wereld openbaart,
dat haar verlossing eens zal komen.
Als in het schijnsel wordt vergaard,
Gods kinderen, martelaren vromen.
Het Licht der wereld, opgestaan,
zal allen met Zijn glans omhullen.
Waarin zij blijde zullen staan,
naar ’t Woord van God hen zal vervullen.