Een kind zal ons tot koning wezen,
een kind zal ons tot koning zijn.
Geen mens hoeft ’t duister meer te vrezen,
het plaatst daarin zijn heldere schijn.
Het komt met licht, het komt met vrede,
het komt uit ’s hemels hoge oord.
‘t Bevindt zich thans in Beth’lems stede,
het is Gods vlees geworden woord.
Dit kind, dit woord voor alle mensen,
dat zonden wegneemt dat bevrijdt.
Geen betere Redder kan men wensen,
geen betere Herder die ons leidt.
Dit kind zal alle lasten dragen,
de mens die zelfs de dood niet mijdt.
Hij zal voor ons het kruis verdragen,
zo groot zijn liefd’ die voor ons lijdt.
Dit kind de weg tot God de Vader,
dit kind de Deur naar ’s Vaders hart.
Komt in een mensenkind ons nader,
dat helen wil de pijn, de smart.
God heeft Zijn Zoon aan ons geschonken,
gekomen zijnd het reddend licht.
Door ’t woord wat eenmaal heeft geklonken,
en ’t heil voor ons heeft opgericht.