doorborend 's werelds duister.
Hij is de mens die wordt verwacht,
in eenvoud maar met luister.
Hij is het kind, de vredevorst,
beloofd, die eens zou komen.
Voor 't hart dat naar de vrede dorst,
waarvan het stil zal dromen.
Dit kind vraagt van ons heel ons hart,
waarin Hij graag wil wonen.
Waaruit Hij bant de pijn de smart,
ons liefde wil betonen.
Het duister wat ons nog beklijft,
laat hij voor ons verdwijnen.
Door 't licht wat duisternis verdrijft,
in 't rijkelijk voor ons schijnen.