De hemel scheurde wijd uiteen,
God trok de hemeldeuren open.
Een engel zond Hij naar beneen,
met ’t woord van vrede, licht en hope.
Die heeft aan herders in het veld,
de blijde boodschap hen doen horen.
En aan hen de geboort’ gemeld,
van ‘t Christus Kind dat was geboren.
Zij zijn met vreugd opweg gegaan,
in Bethlehem werd de stal gevonden.
Daar zagen zij het kindje aan,
in ’t stro in doeken ingebonden.
Maria, Jozef stonden blij,
bij ’t kribje stil en onbewogen.
De vreugd straalde bij allebei,
als trotse ouders uit hun ogen.
’t Was God die aan de wereld schonk,
dit kind op aard gekomen.
Waarvoor het Eer zij God opklonk,
vervuller onzer dromen.
Dit Kind brengt ons de vrede aan,
ons voorgaan en ons leiden.
De liefd’ zal in Zijn vaandel staan,
en ons van schuld bevrijden.