Er is een land waarheen wij trekken
het land waar ’t altijd zomer is
waarheen wij onze voeten strekken
waar onze ziel vindt lafenis.
Maar voor dat wij dit land bereiken
moeten wij nog door ’t doodsland heen
waarvan de duisternis zal blijken
wij reizen echter niet alleen.
Een grote stoet trekt met ons mede
met Jezus die ons verder leidt
verlaten wordt de grauwe stede
en gaan langs ’t pad dat verder leid.
Wij klimmen ’t pad met Hem naar boven
omzoomt met engelen om ons heen
die met hun liederen Christus loven
wij voelen blijdschap geen geween.
De hemel blijft met koorden trekken
totdat wij allen binnen zijn
en wij Gods heerlijkheid ontdekken
met al haar helder klare schijn.
Op deze plaats nu aangekomen
verheffen wij ons dankbaar lied
Gods eeuwige vreugd wordt niet ontnomen
die reikt zover ons oog die ziet.
Gods eeuwig zonlicht dat blijft stralen
zet ’t al weerkaatsend in haar gloed
Zijn liefde laat ons blij verhalen
van ’s hemels rijke overvloed.