Lopend over ’t water,
gaand’ in storm en wind.
Over hoge golven,
treedt de Mensenvrind
roepend om te komen
en tot Hem te gaan.
Gelovend dat zal lonen,
om naast Hem te staan.
‘t Is het schip verlaten,
in vertrouwen gaan.
Dat het je zal baten,
tot de Heer te gaan.
Niet in zee verzinken,
golfslag getrotseerd.
Roepstem die blijft klinken,
naar het land gekeerd.
Durf je het te wagen,
over ’t water gaan.
En daarin te slagen,
recht op Jezus aan.
Kijk niet naar de golven,
maar alleen naar Hem.
Dan word je niet bedolven,
maar richt je op Zijn stem.