Ik zit aan het water, blik op de rivier
een lint dat door weiden zicht slingert.
De golfjes zij kabbelen in buitelend plezier
en achter mij ruist ’t blad der wingerd.
Mijn ogen zij volgen de zilveren stroom
zich krommend langs dorpen en steden.
De zon maakt van ’t schouwspel een wondere droom,
door ’t licht dat zij zendt naar beneden.

Genietend van water van luchten en wind
het grazende vee langs de dijken.
Een jagende poes die een veldmuisje vindt
en van haar instincten laat blijken.
Een klok in de verte die d’ uren verslaat
die telkens zijn stem weer laat horen.
En beierend meldt hoe de tijd verder gaat,
na iedere slag uit de toren.

Gestaag en oneindig stroomt stil de rivier
om eens in de zee uit te monden.
Die achter de horizon verre van hier
na de duintoppen weids wordt gevonden.
Een zwaluw doorklieft snel het hemelse blauw
om snel als een stip te verdwijnen.
De vredige rust die ik rond mij aanschouw
laat licht in mijn binnenst verschijnen.

De rust en de stilte die ik hier ervaar
verfrist en schept ruimte voor ’t denken.
Een briesje doorwoelt met een streling mijn haar
om mij wat verkoeling te schenken.
Mijn blik volgt de stroom met haar kabbelend geluid
die klotsend en golvend blijft wiegen.
Een schipper die langs vaart wuift uit zijn kajuit
wiens schuit golven scherp blijft doorklieven.

Zo zit ik stil mijmerend en kijk voor mij  uit
naar wat mij aan schoons zal omgeven.
En diep in mijn hart rijpt het vaste besluit
’t is rijkdom door God mij gegeven.
Om stil te genieten van zon en natuur
de glans die zij beiden mij bieden.
Aan ’t water dat zilverend beschenen elk uur
zich kronkelend naar ’t zeeruim blijft vlieden.

 


 

You have no rights to post comments