Is er wel leven na de dood,
of blijkt de dood het bittere einde.
Die ’t leven koud en kil besloot,
en dat wat was tot niets verkleinde.
Die vraag komt steeds weer bij elk sterven,
in onze harten naar omhoog.
Is na dit leven doodgaan erven,
Gods heerlijk licht een lust voor ‘t oog.
Of zal het rijk der duisternis,
voor altijd ons in ’t donker hullen.
Omdat er hierna niets meer is,
en twijfel vaak ons hart blijft vullen.
Ja er is leven na de dood,
God heeft aan ons Zijn Woord gegeven.
Immers Gods macht en kracht zo groot,
beloofde nieuw en eeuwig leven.
Al moet men dood en graf doorstaan
eens zal onz’ adem tot God vlieden.
Om in het hemels licht te gaan,
in ’t koninkrijk dat God zal bieden.
De donkere poorten van de dood
waardoor wij eens naar binnen treden.
Zijn grens en doorgang naar de poort,
waar ’t hemelslicht komt aangetreden.
Dat licht dat duisternis verdrijft,
zal ook het doodse zwart verdrijven.
Dat is Gods licht wat ons beklijft,
Licht, eeuwig daglicht dat zal blijven.