Gij Heer het licht in ons bestaan.
Uw lichtglans die ons wil omstralen.
Gij wilt onz’ harten binnen gaan,
Uw vrede daar in nederdalen.
Maak van ons hart Uw woning Heer,
en blijf daarin Uw woorden spreken.
Van heil en zegen telkens weer,
U laat ’t ons Heer aan niets ontbreken.
Uw milde hand schenkt overvloed,
gedenkt ons in wat wij behoeven.
U laat in wat een elk ontmoet,
hem delend van Uw goedheid proeven.
Heer Uw nabijheid liefde en trouw,
daar mogen wij steeds op vertrouwen.
In vreugd’ in leed, in droefheid, rouw,
kunnen wij op Uw woorden bouwen.
U laat niet af wat U begon,
maar U voleindigt door Uw handen
Blijvend te zijn de levens bron,
het zonlicht dat voor ons blijft branden.
Uw licht is eeuwig, dooft nooit uit
en ’t laat de duisternis verdrijven.
Het is dit licht dat ons omsluit,
Uw woord in onze harten schrijven.
Dat ons gevoel en ons verstand
en voeten zich er naar gaan richten.
Om steeds te wandelen aan Uw hand,
die aan ons toont Uw vergezichten.
Steeds nader voert U ons daar heen,
door lichte en door donkere tijden.
Maar nimmer laat U ons alleen,
in alles Heer blijft U ons leiden.
Eens als de tijd zal zijn vervuld,
zult U ’t beloofde Godsrijk tonen.
Wat wij verwachtend met geduld,
om daar voorgoed bij U te wonen.