Het licht dat Hij ontsteekt,
de muur die Hij doorbreekt,
een deur die open gaat.
Hij komt in ons bestaan,
Hij roept ons bij de naam,
de mens die naast ons staat.
De dromen maakt Hij waar,
in woord en in gebaar,
schenkt Hij aan ons zijn zegen.
Het duister bant Hij uit,
licht dat uit Hem ontspruit,
straalt over onze wegen.
Hij neemt ons bij de hand,
Hij leidt ons naar het land,
dat eeuw’ge vrede draagt.
De tocht door de woestijn,
zal eens ten einde zijn,
een blijde toekomst daagt.
Wat Hij ons openbaart,
in liefde ons verklaard,
zal onze ogen richten.
Op dat wat voor ons ligt,
beschenen door zijn licht,
aan nieuwe vergezichten.
De woorden die Hij spreekt,
brood dat Hij voor ons breekt,
zichzelf ons uitgedeeld.
Wijn die Hij met ons drinkt,
die in de beker blinkt,
dat hart en leven heelt.
Zo is Hij ons nabij,
zo staat Hij ons terzij,
in moeiten en in zorgen.
Hij draagt de toorts van licht,
hoog voor ons opgericht,
zo leidt Hij naar de morgen.
Waarin wij zijn geborgen.