Het woord van licht dat tot ons komt,
laat zich door ’t duister niet verdringen.
Het is dit woord waardoor verstomt,
het boze kwaad wat blijft omringen.
Dit woord dat iedere boze macht,
de mond snoert en doet binden.
Geen woord is sterker en heeft macht
dan waar Gods woorden zijn te vinden.
Hij spreekt Zijn woord dat heeft gezag,
de macht om ’t duister te verbreken.
Dat is wat ’t woord van God vermag,
waarbij het maanlicht doet verbleken.
Waarbij de zon wordt stil gezet,
moet tijd zich wachtend onderwerpen.
Zolang God door Zijn woord belet
dat ’t kwaad zijn pijlen maar blijft scherpen.
Verdelgen zal Hij in Zijn licht,
al ’t kwaad wat Hij niet kan verdragen.
Van wat zich voor Zijn oog opricht
en ’t goede steeds weer doet belagen.
God maakt een einde aan de macht
Hij voert de strijd in Zijn gewesten.
Met engelen scharen door wiens kracht,
het boze kwaad slechts vlucht zal resten.