Gij was het die mij zocht,
mij riep en hebt gevonden.
Met stille overmocht,
bevrijd hebt en ontbonden.
Van alles wat bezwaard,
de lasten en de vragen.
De moeiten en de zorg,
van wat ik had te dragen.
In liefde sprak Gij zacht,
tot mij met tedere woorden.
En aan Uw hand gebracht,
geleid naar vreugde oorden.
Gij nam van mij het juk,
en deed mijn last verlichten.
Schonk voorspoed en geluk,
met nieuwe vergezichten.
Door Uwe liefde omspoeld,
weet ik mij sterk, gedragen.
Uw kracht door mij gevoeld,
wil hoeden en mij schragen.
U volg ik waar Gij gaat,
voor mij gebaande wegen.
Uw woord, belofte en maat,
omgeeft mij rijk met zegen.
In ’t licht des heils gesteld,
de duisternis ontkomen.
Niets dat mijn hart meer kwelt,
vind ik mijn onderkomen,
bij U, een veilig thuis.
De plaats waar ik mag leven,
en wonen in Uw huis.
Met liefde en trouw omgeven.