Handklapt en betuigt
voor de Heer en juicht.
Hem zij lof en eer,
glorie, dank steeds weer.
Onze schepper God,
hoeder van ons lot.
Wiens gerechtigheid
tot in eeuwigheid.
Duren zal en blijft,
die zijn wetten schrijft.
In ons hart gegrift,
met onwisbaar schrift.
God de Heer is goed,
schenkt ons overvloed.
Zegen uit Zijn hand,
daalt op ’t wijde land.
Over mens en dier,
breed als een rivier.
Stroomt het overal,
over berg en dal.
Die de aard’ bedekt,
eind’loos uitgestrekt.
Als een milde dauw.
teken van Zijn trouw.
God noemt ons zijn kind,
liefdevol bemind.
Vader wil Hij zijn,
ja voor groot en klein.
Opent wijd Zijn arm,
en Zijn hart zo warm.
Waarin liefde bloeit,
die steeds tot ons vloeit.
Die ons schuld vergeeft,
zond’ die aan ons kleeft.
Wast ons wit en rein,
laat bevrijd ons zijn.
Gaand aan ‘s Heren hand,
Hij wiens woord gestand.
Zijn beloften houdt,
voor wie Hem vertrouwt.
Gaan wij zingend voort,
bouwend op zijn woord.
Blij naar Kanaan,
waar elk wonen kan.
’t Land door Hem beloofd,
voor wie in Hem gelooft.
Volgend ’s Heren stem,
naar Jeruzalem.
Melodie Psalm 47