Wij liepen in het duister,
wij dwaalden eenzaam rond.
Geen lichtstraal die haar luister,
haar vonken tot ons zond.
Wij waren levend, doden,
Gods woord heeft ons gewekt.
God heeft Zijn licht geboden,
Zijn hand tot ons gestrekt.
Hij laat zijn stem ons horen.
het licht is opgegaan.
Wij zijn niet meer verloren,
Hij heeft ons op doen staan.
De nacht is dag geworden,
geheeld wordt ons bestaan.
Wij mogen kind’ren worden,
God bindt aan ons Zijn naam.
Hij heeft Zijn Zoon gezonden,
ten voorbeeld ons gesteld.
Die dragend onze zonden,
bevrijdt wat ons beknelt.
Zijn hand blijft ons geleiden,
een Herder wil Hij zijn.
Die met ons door de tijden,
getrouw nabij zal zijn.
Wij mogen blijde zingen,
Gods rijke toekomst wacht.
Wij worden hemelingen,
door Christus thuisgebracht.
melodie gez 124 L.v.d.K