De Heer is mijn Herder,
‘k heb al wat mij lust,
Hij trekt met mij verder,
mijn hart is gerust.
Naar grazige weiden,
naar wateren fris.
Zal Hij mij geleiden,
schenkt mij lafenis.
De Heer is mijn waker,
Hij waakt voor mijn ziel.
Mijn schepper, en maker,
voor wie ik neerkniel.
Hij brengt mij op wegen,
met licht overstraald.
Met goedheid en zegen,
word ik blij onthaald.
Al zal mij ook dreigen,
het donkere graf
Hij laat mij verkrijgen,
de troost van Zijn staf.
Geen kwaad zal ik vrezen,
hoe zwart ook de nacht.
Hij zal bij mij wezen,
met hulp en met kracht.
Gij richt mij een dis aan,
voor wie mij benauwt.
Wiens ogen vol haat staan,
met wraak mij beschouwt.
Mijn hoofd doet Gij zalven,
met olie zo rijk.
Mijn beker vloeit over,
door Uw liefdeblijk.
Zelfs als ik moet trekken,
door ’t zand der woestijn
zult Gij tot mij strekken
Uw hand zal er zijn.
Dan zult Gij mij laven,
dan word ik verkwikt.
Met hemelse gaven,
door Uw hand beschikt.
De Heer is mijn Herder,
Hem blijf ik gewijd.
Ik ga met Hem verder,
mijn reis door de tijd.
‘k Zal immer verkeren,
zolang de dag lengt.
In ’t huis mijnes Heren,
wiens liefd’ mij gedenkt.
Vrij naar Psalm 23