Wij brengen Heer dit kind,
dat w’ uit Uw hand ontvingen.
Gij ‘t door Uw liefd’ verbindt,
met trouw steeds zult omringen.
Bezegeld met Uw Naam,
die op het hoofd geschreven.
Geroepen tot het leven,
en voor Uw dienst bekwaam.
Heer, schrijf ook in Uw hand,
de naam van Uw beminde.
Die U steeds van Uw kant,
Uw heil doet ondervinden.
Laat Uw gegeven woord,
steeds weer zijn tot verblijden.
En daardoor aangespoord,
tot zegen zijn en leiden.
Het teken van de doop,
met water dat zal vloeien.
Is ‘t zegel en de loop,
van liefderijk bemoeien.
Die U met allen gaat,
en het van U ontvingen.
Het brengt hen eens in staat,
van blijde hemelingen.
Het water dat Gij sprengt,
wast schoon van alle zonden.
Die Gij niet meer gedenkt,
niet meer worden gevonden.
Zo klinkt uit Uwe mond,
zo laat Gij het ons horen.
Gij smeedt Uw trouwverbond,
Gij maakt ons nieuw herboren.