Er klinkt een stem, een stem met macht.
Er klinkt een woord, een woord vol kracht.
Er is een blik,  die alles ziet,
er is een hand, die uitkomst biedt.
Er is een hart vol liefd’ bewogen,
er zijn twee liefdevolle ogen.
Er is een mond, een tong die spreekt,
God is het die Zijn Licht ontsteekt.

Er is een kind, een kind zo klein.
Er is een mens, die mens wil zijn.
Er is een Vader, en een Zoon,
er zingen eng’len wonderschoon.
Er zijn wat herders in de velden,
die hoorden wat de eng’len melden.
Er is een stal, een ster die straalt,
een koningskind dat nederdaalt.

Er is een wereld, koud en kil.
die God van zonden redden wil.
Er is een Vaderhart dat lijdt,
een hart dat om Zijn kind’ren schreit.
Dat Vaderhart kent een verlangen,
Zijn kind’ren in het Licht te vangen.
Daarom schenkt Hij aan hen Zijn Zoon,
die dragen zal het zondenloon.

Het Licht der wereld, opgericht,
is Hij wiens woord zich tot ons richt.
Wiens naam op aarde wordt genoemd,
en in de hemel blij geroemd.
Die zich laat kruisigen, begraven,
de macht des doods heeft ondergraven.
Die opgestaan is, eeuwig leeft,
en aan ons ’t eeuwig leven geeft.

 

 

You have no rights to post comments