Eens zal het wolkendek zich scheuren,
door bliksemflits en donderslag.
Open gaan dan de hemeldeuren,
als aangebroken is de dag.
Waarop God Zijn gericht zal houden.
en komen zal Zijn Koninkrijk.
Hij zijn beminden en vertrouwden,
tot zich zal roepen liefderijk.
Die dag zal uit de hemel dalen,
de Levensvorst op wolken neer.
De Mensenzoon komt hen dan halen,
de kinderen Gods gaan tot hun Heer.
Hij laat de doden uit hun graven,
verrijzen in het morgenlicht.
De dood wordt dan als dood begraven,
dan heerst het leven, heerst het licht.
Dan krijgen alle martelaren,
al wie zich bruid van Christus weet.
Elk wie zijn geloof wist te bewaren,
het smetteloos witte bruiloftskleed.
Dan zal Hij zelf hun hoofden kronen,
met gouden overwinningskroon.
Hij zal voor altijd bij hen wonen,
en schenken hun het hemels loon.
De vrucht der wijnstok zal rijk vloeien,
een feestmaal aangericht met spijs.
De liefde die zal eeuwig bloeien,
de vrede zingt haar jubelwijs.
Het eeuwig licht zal blij omstralen,
wie door de Heer zijn ingelijfd.
Dan zingen zij in ’s hemels zalen,
waar durend eeuw’ge vreugd verblijft.