De aarde zal opnieuw een hof van Eden zijn,
waarop de vruchten van Gods goedheid zullen groeien.
God drenkt haar eens in nieuwe glans en schijn,
waarop fonteinen van Zijn heil haar rijk besproeien.
Hij laat de hemel met de aarde zich verbinden,
waarop geen duisternis of droefheid meer zal zijn.
De gouden Godsstad zal men in haar midden vinden.
Het Nieuw Jeruzalem Zijn woning en Zijn troonzaal zijn.
God zal de volkeren in recht en wijsheid richten,
en vrede zal Hij brengen die nooit meer vergaat.
Het Godsrijk zal Hij voor hun ogen stichten,
de liefde is het fundament waarop het staat.
Zij zal als vaste maatstaf eeuwig heersen,
tezaam met vrede en gerechtigheid.
En al wat leeft in ‘t Goddelijk licht beheersen,
met hart en ziel de Schepper toegewijd.
Hij zal Zijn schepping van de druk bevrijden,
van zond’ en schuld verlossen zal Hij haar.
Hij zal haar smarten en de pijn, het lijden,
veranderen in geluk, zo wonderbaar.
Dat elk wie ‘t wonder zien zal voor zijn ogen,
zich in Gods vreugde dan gedompeld weet.
Als Hij in liefde en trouw met elk bewogen,
hen als Zijn kinderen met gaven rijk bekleedt.