Hij die voor ‘t heil ons d’ ogen opent,
tot ons hart spreekt, ons bemint.
Ons Zijn liefde laat verklaren,
als een Vader aan zijn kind.
Hij opent voor ons wijd Zijn armen,
om ons te sluiten aan Zijn hart.
Toont ons genade en erbarmen,
helend onze pijn en smart.
Zijn woord weerklinkt in onze oren,
sprekend van Zijn liefde en trouw.
Van Zijn eindeloze zorgen,
van vergeving na berouw.
Als wij zonde en schuld belijden,
van wat kwaad was in Zijn oog.
Hij zal ons ervan bevrijden,
onze tranen wist Hij droog.
Hij heeft ons geluk voor d’ ogen,
Hij schenkt vrede aan ons hart.
Nimmer zal Hij ons vergeten,
Hij gedenkt in vreugd’ en smart.
Altijd is Zijn hand tot zegen,
als wij hand’len naar Zijn wil.
Als wij wand’len op Zijn wegen,
doet verwond’ren, makend stil.
Aan het eind van ‘s levens wegen,
die Hij met ons is gegaan.
Zullen wij het heil ontvangen,
komend uit Zijn hand vandaan.
Eeuw’ge goedheid zal ons deel zijn,
hemelschatten, hemels licht.
In een glans van hemels blij zijn,
schenkt God vreugd’ voor ’t aangezicht.