Al zijn de nachten nog zo donker,
en zie je zelfs geen spoortje licht,
door ’t wolkendek geen stergeflonker,
opeengepakt zo zwart en dicht.
Wanneer geen licht meer door kan dringen
en je geen hand voor ogen ziet.
Begin dan maar een lied te zingen
dat jou weer hoop en uitzicht biedt.
Elk mens doorworsteld donkere nachten,
soms samen, vaak in eenzaamheid.
Dan ligt hij hoopvol weer te wachten
hem ’t licht der morgenstond verblijdt.
Maar God Hij zit dan aan zijn sponde
zacht klinkt Zijn stem dan in de nacht.
Straks wordt het duister heengezonden
en mag de nieuwe dag verwacht.
Want na de nacht komt steeds de morgen
hoe zwart en donker die ook bleek.
Vergeet niet dat je bent geborgen
zolang je maar naar God opkeek.
Hij laat weer ’t zonlicht voor je schijnen
dat nacht en duisternis verdrijft.
Zodat die voor je oog verdwijnen
de dag komt die voor eeuwig blijft.