Er is niets triester dan een naamloos graf
een plaats die niemand terug kan vinden.
De dood brak wreed veel levens af
voor dierbare vrienden en beminden.
Zo liggen velen rustend in het veld
als onbekenden zonder kruis en namen.
Die nergens meer worden vermeld
sinds dag en uur dat zij omkwamen.
Alleen God weet nog waar hun rustplaats is
waar hun gebeente is verborgen.
En daarover de Waker is
tot aan de grote blijde morgen.
God zorgt voor bloemen in het groene gras
die op die graven welig zullen tieren.
Hij regelt dat het schoonst gewas
op aard die graven voortaan sieren.
God kent van al die naamlozen hun naam
Hij heeft ze in Zijn hand geschreven.
En heeft die daar voor altijd staan
tot Hij hen ’t leven zal hergeven.
Want Gods zorg strekt zich nog veel verder uit
tot hen die leven met herinneringen.
Die Hij met trouw en liefde omsluit
en hen daar ook mee blijft omringen.
De Heer Hij ziet ook alle achterblijvers staan
die een beminde zijn verloren.
Hij is en blijft met hen begaan
laat hen steeds van Zijn liefde horen.
De Heer spreekt van Zijn toekomst die eens komt
tijd zonder tranen en een tijd van vrede.
Die neer zal dalen op het wereldrond
verdriet behoort dan tot ‘t verleden.