Die ster in de nacht daar zo hoog aan de hemel
vertelde aan ons de geboort’ van een kind.
De komst van een Koning liet zo van zich horen
de ster wees de weg naar de plaats van dit kind.
Wij gingen op weg op kamelen gezeten
met wierook en mirre en goud tot zijn eer.
De ster heeft zich goed van zijn taken gekweten
bracht via Jeruzalem ons bij de Heer.
Want in het paleis bleek geen prinsje te vinden
wat aanspraak kon maken om Koning te zijn.
Volgens de profetie zou ’t kind zich bevinden
in Bethlehem moesten wij daarvoor dus zijn.
Wij hebben daar ’t kind in een stal teruggevonden
en knielden met gaven toen stil voor Hem neer.
Want Hij bleek de Koning en Redder van zonden
Zijn naam luidde Jezus Verlosser en Heer.
Wij hebben dit kind in de ogen gekeken
en werden daarbij met Zijn vrede bedacht.
Dit kind is de ware Koning gebleken
dit kind is het kind dat reeds lang werd verwacht.
De tocht naar dit kind is de mooiste gebleken
doordat ons die ster bij dit kind heeft gebracht.
Het heeft onze thuisreis van veel lange weken
met Hem in herinnering gezegend verzacht.