De kerstman heeft het Christuskind verdrongen,
wij zien hem in de winkels, door de straten gaan.
Het engelenkoor heeft al in tijden niet gezongen,
want voor het Christuskind blijkt er geen ruimte te bestaan.
Slechts in de kerken staat nog wel een stal een kribbe,
maar ook die lijdt steeds meer aan oudheid en verval.
Er wordt steeds meer om ’t Kerstkindje beknibbeld,
steeds minder mensen zien hem als de Redder van ons al.
Maar in mijn hart blijft nog het oude lied doorklinken,
het prachtige O kom, O kom Immanuel.
Want boven mij laat God nog steeds de sterren blinken,
al lijkt het Kerstkind voor de wereld niet in tel.
Toch zal vannacht het Eer zij God weer klinken.
en wordt de eeuwenoude boodschap weer gebracht.
En velen zullen toch weer op hun knieën zinken,
door hen wordt aan het Kerstkind deze nacht nog wel gedacht!
Hoort u ook bij die kleine groep van Godsgezinden,
die Hem nog dankbaar zijn voor wat Hij heeft gewrocht.
En zich nog rekenen tot Zijn kind’ren, Zijn beminden,
voor wie Hij ’t Kerstkind in de kribbe heeft uitgezocht.
Ik kan Zijn blauwe ogen niet vergeten,
en ‘k weet mij door het Goddelijk Kind bemind.
De boodschap van Het kind lijkt wel versleten,
maar ’t is wel ’t Licht der wereld dat zich onder ons bevindt.